zaterdag 2 juni 2007

Kongo – deel 1

Op 13 mei zijn we bij de grens van Kongo aangekomen, het dorpje Moukoro. De auto voor de slagboom geparkeerd, en ons bij de gendarmerie gemeld. We moesten in totaal bij 3 verschillende gendarmeriekantoortjes registreren. Het begon net te plenzen van de regen, maar nee, de auto mochten we van oom agent niet meenemen. Dus snel van kantoortje naar kantoortje gerend, om alle gendarmeriestempels zo droog mogelijk te halen. Die houten hutjes zijn toch altijd stuk voor stuk weer interessant om te zien. Tijdens het wachten op een gammel houten bankje totdat de paspoorten zijn overgeschreven, lopen er wat voddige kippetjes tussen onze benen door en zien we lege en volle flessen wijn op de grond liggen. En ook hier zijn ze, net als in andere afrikaanse landen, ook in de maand mei nog in de kerststemming; kerstversiering en -verlichting hangt aan de muur en op het bureau pronkt een minikerstboompje. Veel mensen hebben zelfs de we-wish-you-a-merry-christmas ringtone nog aan staan!

Vervolgens weer teruggegaan naar het 1e kantoortje en daar werd, voordat de slagboom open mocht, nog even vluchtig in de auto gekeken en gevraagd of we geen wapens bij ons hadden en of we écht wel toeristen zijn. Het douanekantoor (ongeveer 30 a 40 km verderop) zouden we nooit meer halen voor het donker, dus besloten we in een auberge in Moukoro te overnachten. Voor het winkeltje van de auberge was een overdekt terras, waar wat dorpsbewoners een biertje zaten te drinken. Aangezien het nog steeds flink regende, mochten we van de eigenaar op het terras koken. Dus hebben we onze kookspullen tevoorschijn getoverd en daar spaghetti gemaakt. Het leek wel een soort aflevering van “life & cooking”;koken mét publiek.

De volgende dag vroeg vertrokken om zoveel mogelijk kilometers te maken…dachten we. Maar de weg was één groot drama; overal grote modderplassen over de gehele breedte van de weg, meters lang en behoorlijk diep. Al snel hadden we door dat het echt heel belangrijk is om steeds de plas vooraf te doorlopen en de beste weg er doorheen of er omheen te bepalen, want Paul raakte vast in een hele diepe modderplas. Wij erbij gesprongen met schoenen en al om samen de motor eruit te trekken, dat was toch best zwaar!

Zo zijn we de rest van de dag bezig geweest met…stukje rijden…uitstappen…plas bekijken qua route erdoor voor de Nissan én voor de motor…instappen en weer gaan…dat schoot voor geen meter op natuurlijk. In het begin was het nog wel lollig, steeds met je broek opgerold en met toch al natte schoenen door de plassen banjeren, maar na 10 plassen word je het wel aardig zat hoor. Daarom dachten we op een gegeven moment, ach dat modderstuk hoeven we nu niet te proberen, geen zin in. Maar dat was niet handig…we kwamen muurvast te zitten. Zandplaten en schep van het dak gehaald en aan de slag gegaan, maar het wilde niet baten.


Paul is toen naar een dorpje gereden om hulp te halen, en na een kwartier stonden er ongeveer 10 sterke mannen bij ons om te helpen duwen. En dat werkte gelukkig! Als dank hebben we de “chef” van de groep wat geld en een voetbal gegeven, wat onder luid applaus werd aangenomen.

In de middag kwamen we al soppend in kletsnatte schoenen en kleren vol modderspatten het douanekantoortje in Nyanga in lopen. De mannen van de douane waren erg vriendelijk en vertelden ons dat Andy, een Engelse motorrijder, een paar weken geleden hierlangs is gekomen. We zien de laatste tijd bij grensovergangen steeds vaker namen van andere overlanders in de registratieboeken staan, die ons net voor waren, toch grappig dat de meesten allemaal dezelfde route nemen.

In Kibangou hebben we op het grasveld voor een hotel gekampeerd. Er was geen elektra én geen water, balen, want we hadden juist zo gehoopt op een lekkere douche na een dag in de stinkende prut te hebben gelopen. Het werd een bucketshower: voor ons alledrie werd 1 emmer putwater gehaald door de kindjes uit het dorp. Die avond hebben we in het dorp een soort restaurant opgezocht om wat te eten. Bij een stalletje hebben we eten (rijst met een groen prutje en wat vlees) besteld. En dit daarna op het terras van het naastgelegen café opgegeten, met op de achtergrond een gezellig Congolees muziekje wat Afrikaans hard, op de hoogste volumestand door de geluidsboxen werd geperst.

De ochtend daarna ontdekte Tom dat er een dieselleiding lek was. Voordat we verder konden, zijn hij en Paul onder de Nissan gekropen en hebben ze met een stuk tuinslang de boel gerepareerd, als tijdelijke oplossing. Vanuit Kibangou was het niet mogelijk om rechtstreeks naar Dolisie te rijden, aangezien de brug kapot was. De agenten in Kibangou vertelden ons dat we daarom moesten via Makamba of via Point Noire moesten rijden, dat is gigantisch om!

We hebben eerst de weg naar Makamba geprobeerd, maar dat was geen succes. Er lag een dun, maar zeer glibberig laagje modder op de weg, waardoor Paul meerdere keren viel. Dus teruggegaan naar Kibangou en daarna de weg naar Point Noire genomen. Deze was stukken beter. Onderweg richting de bossen kwamen we veel loggingtrucks tegen; vrachtwagens volgestapeld met reusachtige boomstammen. En tegen het einde van die middag stuitten we toch wel op een bijzonder spektakel; 2 loggingtrucks én een Caterpillarshovel die vastgelopen waren in de modder. We konden er onmogelijk langs, de hele weg was geblokkeerd. Er was net hulp aangekomen voor de vastgelopen trucks(2 enorme shovels). Dus wij de auto en motor aan de kant gezet en op de heuvels aan de rand van de weg geklommen. Best vermakelijk hoor, om te kijken naar hoe de 2 net gearriveerde shovels, de vastgelopen shovel en vrachtwagens probeerden los te trekken. Na anderhalf uur duwen, trekken en geschreeuw van alle rondlopende chauffeurs, kwam uiteindelijk 1 vrachtwagen los en konden we er door. Bij een soort truckershotel midden in het bos hebben we die nacht gekampeerd. ’s Avonds laat kwamen we daar ook dezelfde loggingtrucks weer tegen.

17 mei, de dag erop, kwamen we in de havenstad Point Noire aan. Daar even naar binnen gegaan bij een Nissangarage gerund door Europeanen, wow wat een verschil met andere Afrikaanse garages, wat netjes en wat een mooi gereedschap, ze hebben er zelfs een brug. Hier de remmen laten nakijken en schoonmaken en ook de creatief-met-tuinslang-gerepareerde-dieselleiding, niets aan het handje, gewoon laten zitten aldus de garagemannen. Deze garage heeft ook een filiaal in Brazzaville, de manager vertelde ons dat Route Nationale 1, de weg van Point Noire via Dolisie naar Brazzaville, zo vreselijk slecht is, dat zij daarom hun garagespullen er niet naartoe rijden maar met het vliegtuig versturen…ze wisten ons ook te vertellen dat dit afgelopen regenseizoen de ergste was sinds tijden! Ze raadden ons dus eigenlijk af om deze route te nemen…tja, geen andere optie, we hebben wel nog even bij de Ambassade van Angola gestaan, maar ook hier weer géén kans op double-entry visa voor Angola, zodat de route via Cabinda naar DRC en daarna Angola nog steeds niet mogelijk bleek. Een paar nachten een hotelkamer in Point Noire gehuurd om bij te komen, en ons voor te bereiden op de barre tocht naar Brazza.

Vol goede moed zijn we de 19e vroeg vertrokken met als doel: Dolisie. Maar toen we bij de eerste grote modderpoelen aankwamen en er een vrachtwagen vast stond die de weg blokkeerde, werden we toch wat chagrijnig…”niet wéér!!!” We hadden gehoord dat er een sluipweg moest bestaan die een slecht stuk Route Nationale 1 omzeilt dus wij omgekeerd en bewoners bij het afgelopen kruispunt gevraagd. Een paar uur hebben we dwars door een graslandschap gereden, en kwamen keer op keer bij een splitsing terecht waarvan we niet wisten welke kant te kiezen, tja, geen bordjes en geen bewoners te zien. Wetende dat de RN1 van west naar oost loopt en met behulp van de GPS én wat rekenen met de zuider- en oosterbreedtegraden, ontdekten we waar we ergens op de kaart moesten zijn, en uiteindelijk kwamen we weer op de RN1 terecht, mét zowaar een stukje asfalt!

Helaas was dat asfalt niet voor lang. Je kon hier goed zien wat heftige regen en slecht onderhoud aan wegen kan veroorzaken…het leek niet eens meer op een weg; zand, modder, met dan weer een restje asfalt rechts, dan weer een restje asfalt links, en gaten zo groot en zo diep, daar zou je voor geen goud met je auto in belanden.

Onderweg bij een splitsing, toen we de weg wilden vragen aan een stel jongens, zagen we dat ze allemaal pakketjes van groen gevlochten bladeren op hun hoofden droegen. We vroegen ons af wat daar in zat, omdat het zo’n vreemde vorm was. En toen ze de pakketjes op de grond voor ons zetten zagen we pas wat het waren…krokodillen!!! Die hadden de jongens gevangen voor de verkoop, daarna de bekjes dichtgeknoopt en ze in palmbladeren gevlochten om te vervoeren naar huis.

De krokodillenjongens hadden ons al gezegd dat de weg erg slecht zou worden verderop, en dat was ook zo…een modderpoel over de hele breedte van de weg, met gigantische hoge modderranden, en na even testen bleek het water tot aan je middel te komen. Op een heuvel naast de weg was een klein dorpje, waar de bewoners de weg over de heuvel hadden geblokkeerd met een groot hekwerk van boomstammetjes. We zouden daar wel langs mogen, als we maar 30000 CFA zouden betalen. Tja, wat doe je in zo’n geval…afdingen lukte niet…dus de achterklep van de Nissan opengedaan en daar een kopje koffie op gezet om even rustig na te denken wat te doen. De dorpsbewoners kwamen erbij staan en wilden ook koffie. We dachten dat en beetje pappen en nathouden misschien wel zou werken maar helaas, na de koffie dachten ze er nog steeds hetzelfde over. Een vriendelijke jager kwam voorbij lopen, met een dode antilope in zijn van bamboestengels gevlochten rugzak. De man vertelde ons dat we het wel zouden redden, als we maar rechts zouden aanhouden, maar daar zouden we zeker weten vast komen te zitten dachten wij. Dus besloten we het erop te gokken en toch door het midden te gaan. Nou, je raadt het al…zo vast als een huis, míddenin de modderpoel waar het water tot bovenbeenhoogte stond. Het water stroomde naar binnen en de autoradio begon te roken. Snel de elektradraden losgetrokken, en Laura door het raam uit de auto geklommen. Met op de achtergrond luid “geplop” van de uitlaat die bubbels blies in het water, kwamen de eerste bewoners al grinnikend en met opgehouden handen, als een stel aasgieren aanlopen “We willen wel helpen, maar dan moeten jullie betalen!” zeiden ze. De kwaadheid die je dan voelt opkomen is onbeschrijfelijk. Maar wat kun je doen..?! Zonder hun hulp zouden we er nooit uit komen. Kwaadheid opzij gezet en beloofd te betalen als ze ons eruit zouden helpen. Laura en Paul hebben toen in een noodtempo de zandplaten en de schep van het dak afgeschroefd en zijn met een paar dorpsbewoners aan de slag gegaan, terwijl op de rand van de heuvel de rest van het dorp vermakelijk stond te kijken naar onze “voorstelling”. Op hurken en tot aan onze kin in het modderwater de zandplaten voor de voorwielen geprobeerd te duwen (en dan moet je proberen niet aan krokodillen te denken!), en met schep en handen wat modder rond de body van de auto geprobeerd weg te halen. Gassen en duwen, zandplaten achter de achterwielen, nog een keer gassen en duwen, en nog een keer, niets hielp. We begonnen de hoop al aardig op te geven en ook het enthousiaste werk van de bewoners begon op z’n eind te lopen, die begonnen in hun eigen taal gezellig te kletsen en te lachen. Maar…het verhaal heeft een happy end hoor…Er kwam een pick-up aan op de weg achter ons… met daarin een militair die z’n slechte humeur wel even opzij wilde zetten en ons eruit wilde trekken, achteruit, dan zouden we daarna de dorpsbewoners wel proberen te bewerken. Sleepkabel tevoorschijn gehaald en nadat de dorpsbewoners de sleepkabel hadden vastgeknoopt kon het feest beginnen. We kwamen eruit, maar vraag niet hoe. Wat zag die auto eruit! De beschermplaat onderaan was helemaal verbogen en schraapte over de grond, de achterbumper helemaal vervormd van het achteruittrekken, de binnenkant van de auto zeiknat, de lampen vol met water en de koppeling werkte niet goed meer. We hadden even het idee om naar Point Noire terug te gaan om daar die goede garage op te zoeken, maar de gedachte aan die lange en slechte weg terug was ook geen fijne. Toch maar een volgende poging gedaan, om de bewoners het hek voor hun dorpje op de heuvel te laten openen. De chef van het dorp (zoals hij zich noemde) kwam eraan, en in zijn Hogeschool Van Utrecht t-shirt dacht hij dat hij heel wat voorstelde. Nadat we 10000 CFA hadden betaald voor het uit de modder helpen, en hem wisten wijs te maken dat we niet veel konden betalen omdat we de garage ook zouden moeten betalen, liet hij ons voor 10000 CFA door.

De rest van deze dag hebben we met een angstig gevoel gereden, “redt de auto het wel tot Dolisie?” Toen het begon te schemeren hebben we een mooi plekje gezocht om te bushcampen; een kleine zandvlakte midden in het bos, vlaknaast een riviertje waar de bewoners uit een in de buurt liggend dorpje water haalden. Het was een stromend riviertje, dus toen de bewoners weg waren, hebben wij onszelf en de stinkende modderkleren daarin gewassen, het water was heerlijk fris. Daarna eten gemaakt en tijdens een nieuw geleerd kaartspel van Paul genoten van de rondfladderende vleermuisjes en ronddansende vuurvliegjes, het leek wel disco in de lucht!

Na een nacht dromen over modderpoelen en piekeren over de slechte staat van de auto, werden we de volgende morgen moe wakker en na het openen van de daktent werden we al helemaal niet vrolijk…. Als ontbijtje werden we half opgegeten door een soort insecten, we weten de naam niet, maar ze zijn heel klein en veroorzaken honderden mini rode vlekjes, die eerst nog niet jeuken, maar na een uur of wat gigantisch! Met roodgevlekte gezichten, armen en benen zijn we op pad gegaan, hopend dat de rest van de dag beter zou verlopen…

Na een uur zaten we alweer vast in een modderstuk, waarbij de auto zo vreselijk op zijn kant hing, dat Laura er maar uitgekropen is, uit angst dat hij zou omvallen. En zo sta je dan om 08.00 uur alweer aan je eerste modderkarwei. We konden wel janken. Een paar mannen liepen toevallig net langs en sneden wat bamboebladeren en takken voor ons af om grip voor de wielen te creëren, en dat hielp. Tom moest een gigantische dot gas geven om de dikke modderlagen te komen, zodat hij toen hij los kwam, al stuiterend door de modder vloog. We hadden het weer gered.

Bij de eerstvolgende splitsing namen we een gokje: rechts…fout! Moddermassa, terug naar de splitsing en links proberen….fout! Wat daar te zien was toen we de heuvel over reden…de weg was gewoon weg!!! In de verte zagen we hoe de weg en brug in het dal helemaal waren weggespoeld. Metersdiep was het in de rivier gestort, met boomstammen en al, die als houvast in het wegdek waren verwerkt. Terug naar de splitsing en toch maar weer naar rechts gegaan. Eerst weer goed gekeken, erdoor gelopen en wat planken die er lagen gebruikt om een soort van pad te creëren. Maar helaas pindakaas..wéér vast! Er kwamen, alweer toevallig, een paar jongens aanlopen, en pakten zonder wat te vragen Tom z’n schep uit z’n hand en begonnen te graven rondom de auto. We waren er helemaal beduusd van, en na een paar keer duwen en graven kwamen we met hun hulp door de moddermassa heen. We hebben wat betaald aan de jongens en ze vroegen of we ze een lift konden geven naar het volgende dorpje, gewoon op z’n Afrikaans, achterop de auto hangend op de bumper. Nou dat was een goed idee, want dan konden ze ons mooi door de moddermassa’s dirigeren, aangezien zij daar experts in zijn. En ja hoor, bij ieder modderstuk werd er vanaf de achterbumper geroepen “a gauche”, “a droit” of “tout droit”, dat werkte ideaal!

Toen we in hun dorp aankwamen en hen hadden afgezet, hoorden we tijdens onze zoektocht naar koude frisdrankjes, dat er in datzelfde plaatsje een treinstation is en dat er misschien wel mogelijk zou zijn om de auto en motor op de trein te zetten voor niet al te veel geld…dat klonk interessant, vooral omdat we begonnen te beseffen dat we de hele dag nog geen auto’s zijn tegengekomen en dat de mensen in het dorp ons waarschuwen voor de rest van de weg, ook slecht! Wij op zoek gegaan naar het station. Het was daar 1 grote warboel van mensen en trossen bananen die gelost werden vanuit een verrotte trein die daar stond. Zodra wij stopten om informatie te vragen, dromde de mensenmassa zich nieuwsgierig om ons heen. Er bleek geen enkele mogelijkheid om de auto op de trein te zetten, dus moesten sowieso nog doorrijden tot aan Dolisie, waar wél auto’s op de trein mogen. Het hoofd van de gendarmerie van het dorpje sprak ons aan en adviseerde ons om een paar jongens uit het dorp in te huren, om mee te gaan achter op de bumper, zodat ze ons (tegen betaling natuurlijk) tot in Dolisie zouden kunnen helpen ivm de slechte weg. Goed idee, dus wij gevraagd dezelfde jongens als van de laatste moddermassa op te zoeken, maar die hadden geen zin meer, en er werden 3 andere jongens voor ons uitgezocht. Aangezien ze te veel geld vroegen besloten we 2 sterk uitziende jongens mee achterop te nemen, voor 15000 CFA in totaal tot aan Dolisie. 5000 CFA vooraf betalen zodat de jongens wat sigaretten konden kopen voor onderweg, en de rest, 10000 CFA in Dolisie. Deal!

En zo gingen we verder, met z’n vijven. Bij ieder lastig stuk sprongen de jongens van de auto, liepen het door om te wijzen welke kant we moesten aanhouden en legden ze planken in gaten en haalden takken en stronken uit de weg voor ons. Het werkte ideaal. Op een gegeven moment zagen we in onze achteruitkijkspiegels dat er een 3e jongen achterop de auto stond. Het bleek later, toen we erom vroegen, de broer van 1 van de jongens te zijn, die was vanuit een dorpje ervoor erbij gesprongen en wilde meeliften…ok..fijn dat je het even vraagt… We hadden ons al voorgenomen geen extra geld te gaan betalen, dan verdelen ze het totaalbedrag maar, wij hebben niet om een 3e persoon gevraagd…Maar toen de jongens even verderop Paul met z’n motor de modder uit hadden getrokken, gebeurde er iets heel anders…De jongens zeiden ons “Tot hier en niet verder”. Ze wilden hun geld hebben, want de rest van de weg was prima te doen zonder hen, zeiden ze. Jemig, wat maakten ze ons nou weer, we hadden duidelijk afgesproken 10000 CFA tot in Dolisie, maar nu wilden ze al meer geld hebben tot aan deze plek, midden in de bush! De jongens werden kwaad omdat wij het er niet mee eens waren en op de afspraak wezen, en het liep uit op een heftige discussie met veel geschreeuw. We waren zo teleurgesteld, maar besloten in te stappen en reden al wapperend met een briefje van 5000 CFA uit het raam langzaam verder, zo van “nu 5000 ontvangen en straks in Dolisie de andere 5000 nog” maar de jongens renden achter ons aan en bonkten op de auto om meteen te stoppen, en tot slot namen ze de 5000CFA aan, maar gingen ze niet mee verder...

Het laatste deel van de route was gelukkig iets beter, we hebben zelfs nog een paar taxi’s die vast zaten uit de modder getrokken, leuk om ook eens de sterkste te zijn! Tegen het einde van de middag, net nadat we in een laatste moddermassa de voorbumper krom hadden gereden, kwamen we het bos uit en bereikten we dan eindelijk Dolisie. En zo zaten we deze avond na een lekkere douche helemaal fris en fruitig, én alle drie krabbend ivm de insectenbeten van die ochtend, in een hotelrestaurant de dag door te spreken. Er schoof nog een Zuid-Afrikaan aan, die voor MTN, het mobiele telefoonnetwerk hier in Kongo, aan het werk is. We vertelden hem dat we erover dachten de trein naar Brazzaville te nemen, mét de auto, aangezien de auto nu écht half uit elkaar valt. Maar hij bood aan om de dag erna eerst even naar de auto te kijken, aangezien hij veel verstand van auto’s heeft, en de trein volgens hem behoorlijk duur moet zijn.

Wordt vervolgd…

De waypoints van het eerste stuk Congo vind je hier.

2 opmerkingen:

Anoniem zei

Hay daar,

wat een pech zeg, jammer dat het zo allemaal gelopen is maar na regen komt ....zonneschijn!! Vanaf nu kan het alleen maar beter gaan. Toch voor ons wel spannend om te lezen hoor :-)Nou heel veel plezier en succes en sterkte verder!

xxx Mirjam en Andres

Anoniem zei

he buurtjes,

jeetje, dat zat wel aardig tegen in de bush, hoop voor jullie dat de regen een beetje ophoudt en de auto goed opgelapt verder kan gaan!! Wel fijn dat jullie dit stuk met zn 3-tjes reizen, klinkt heftig en zo kun je elkaar een beetje helpen!
Op naar het mooie weer en weer meer mooie ervaringen! Gisteren hebben Bas en ik een paar Zuid-afrikanen die hier in jullie huisje zitten gesproken, het zijn hele vriendelijke en vooral jonge jongens, die hard moeten werken voor volgens ons weinig centjes. En het is heel grappig met hen te praten, al was het wel erg moeilijk te verstaan :-)

Lieve luitjes, hou jullie taai en tot de volgende keer,
Elien