dinsdag 9 juni 2009

Marokko - Casablanca, Azrou, Hassi Labied en Tinerhir

Donderdag 28 mei zijn we nog verder omhoog gereden, naar ‘Casa’, zoals ze de stad Casablanca hier noemen. Je merkt dat er in de grote steden enorme verschillen zijn tussen arm en rijk. Op de weg zie je zowel mensen met prachtige merkkleding in peperdure auto’s, als arme sloebers in hun smerige kloffie op een ezel. Casablanca is een gigantische stad en wat is het verkeer er een chaos. Voordat je een rotonde opgaat sta je eerst voor een stoplicht, en zodra je groen licht hebt, moet je tussen de andere auto’s die naast en om je heen rijden, tot aan het midden van de rotonde zien te komen. Als je vervolgens rechtdoor moet lukt het nog wel, maar afslaan naar rechts of links, is écht spannend! We hielden na en lange dag rijden de drukke stad al snel voor gezien, en zijn toen naar een camping, net buiten de stad gegaan.

Voordat we de 29e weer terugreden naar de snelweg, om richting Meknes te gaan, zijn we eerst nog even bij wat stalletjes gestopt om vers fruit te kopen. Wat zijn de Marokkanen toch experts in stapelen. Auto’s zijn vaak dubbel zo hoog beladen, zodat ze helemaal scheef hangen en dat je er bijna niet naast durft te rijden. In kleine winkeltjes wordt alle ruimte benut; producten worden bijna tot aan het plafond opgestapeld. En momenteel is het meloenen-tijd, overal kun je langs de kant van de wegen meloenen kopen, en niet zomaar meloenen, nee reusachtige watermeloenen, die soms tot wel 2 meter hoog opgestapeld staan.


Nadat we onze vitamines hadden ingeslagen, hebben we de snelweg gepakt via Casablanca en Rabat naar Meknes. Toen we onderweg bij een tankstation vlakbij Rabat even wat wilden gaan drinken, kwamen we stomtoevallig Moustafa en zijn vriend tegen. We hebben hen 20 mei gezien bij de grensovergang Ceuta-Marokko. Moustafa had toen zijn mobiele telefoonnummer aan ons gegeven voor als we hulp nodig zouden hebben. Toen we naar hen toeliepen, kregen we allebei dikke kussen en een omhelzing, en mochten aanschuiven voor een kopje thee. Ze waren helemaal enthousiast ons weer te zien, en vroegen naar onze belevenissen. Zij hadden familie in Casablanca bezocht, en waren weer op de terugweg naar Nederland. Na even bijgepraat te hebben, zijn we ieder weer onze weg gegaan, wij naar Meknes, om daarna af te zakken naar Ifrane.

Ifrane is een Alpine-stijl dorpje en ligt in een prachtig bosrijk gebied in de Midden-Atlas. Het regende pijpenstelen toen we er einde van de middag aankwamen. Aan de Boulevard Mohammed V zou een camping gelegen zijn. We moesten er wel een beetje om lachen, want in iedere stad of dorp is wel een grote straat of doorgaande weg met de naam Boulevard Mohammed V of Avenue Hassan II, het kan niet missen! Enfin, de camping die we er vonden was open, tenminste, de slagbomen stonden open. Maar wat zag het er vreselijk uit; een terrein met metershoog onkruid, 2 smerige donkere en vervallen sanitairgebouwen zonder water en licht, de receptiedeur was gesloten en er waren geen gasten te bekennen. Logisch natuurlijk. Net voordat we weg wilde rijden, kwam er een klein vrouwtje uit een kelder van het huis wat naast de camping stond. Er was dus toch leven. Het vrouwtje gaf aan dat we er prima konden kamperen, voor maar 70 dirham. Nou, daarvoor hebben we vriendelijk bedankt.


Door gegaan naar Azrou, hopend op beter weer en een betere camping. Omdat we meer de hoogte in gingen waren er ook steeds vaker borden en (open) slagbomen aan de weg te zien, met daarop ‘Barrière de neige’. Het schijnt hier volgens de bewoners heel heftig te sneeuwen. Vlak voor het plaatsje Azrou, stopte het met regenen en troffen we direct langs de weg een camping. Er kwam een vriendelijke Engelssprekende Marokkaan naar ons toe om ons welkom te heten. Tussen een aantal kersenbomen mochten we de auto parkeren, een mooie plaats met uitzicht op de bergen. Meteen de daktent uitgeklapt, want de paarse luchten die kwamen aandrijven zagen er veelbelovend uit. En inderdaad, het duurde niet lang voordat het hard begon te waaien en stortregenen. Koken en buiten zitten werd te nat, zelfs onder het dikke bladerendak van de kersenbomen. Tussen de buien door hebben we snel wat eten gemaakt en daarna in de auto opgegeten, kan ook gezellig zijn! De hele avond en nacht heeft het geregend, maar de volgende ochtend vroeg scheen de zon en was alles alweer droog voor vertrek.

30 mei. De campingeigenaar vertelde ons dat er op 10 minuten afstand , in ‘Foret de Cedres’ een 800 jaar oude boom staat waar Barbary-apen in rondhangen. Dus zijn we daar ’s morgens gaan kijken. Midden in het bos stond daar dé boom, gigantisch hoog maar zonder apen erin. Die waren verderop aan het rondhangen bij de stalletjes waar ze fossielen verkopen, afkomstig uit de bergen. Het stelde niet zoveel voor, maar leuk om even gezien te hebben.



We wilden deze dag proberen om naar de woestijn te rijden, bij Merzouga. Om daar te komen moet je door een deel van de Hoge Atlas. Richting Midelt reden we hoger en hoger, totdat de bomen achter ons bleven, en we in een heel vlak gebied belandden, met knalgroen gras, zo groen dat het bijna nep lijkt, en allerlei soorten bloemen, een fleurig geheel. Af en toe leek het zelfs of er een laag sneeuw lag, maar toen we bij zo’n witte vlakte uit de auto stapten om het van dichtbij te bekijken, bleken het duizenden kleine witte bloemetjes die in een laagje water groeien.

In Midelt hebben we gezellig tussen wat oude Marokkaanse mannetjes bij een cafeetje wat gegeten en gedronken. Een van de mannetjes schoof bij ons aan tafel en showde een mapje met foto’s van een camping in Merzouga. Deze camping wordt gerund door familie van hem en is volgens hem dé plek om naartoe te gaan. In ene verdween hij, en even later stond hij weer voor ons, en toverde een visitekaartje van de camping tevoorschijn waarop hij de route er naartoe uittekende. Wat een service toch, ook al hadden we er niet om gevraagd.

Door de Hoge Atlas rijden was prachtig, reusachtige bergen, rotsen, kleine roodgekleurde huisjes, haarspeldbochten, tunneltjes, riviertjes en veel oases met palmbomen. De bergen weer uit, en het werd heet en stoffig. Zo nu en dan zagen we zand en takjes de lucht in gezogen worden, er waren verschillende wervelwindjes te zien. Via Errachidia zijn we weer naar Erfoud gereden. In Erfoud konden we kiezen; of via een piste direct naar Merzouga of via Rissani over een geasfalteerde weg. Aangezien het al laat werd en we niet wisten hoe zwaar de piste zou zijn hebben we voor de asfaltweg gekozen. De bergen achter ons, en voor ons en opzij alleen maar zandvlakten. Het waaide er flink. De mensen buiten liepen voorovergebogen met doeken om hoofd en mond, want anders was het echt zandhappen. We zagen dromedarissen rondlopen en in de verte, tussen de wolken stof en zand kwamen de roodbruine zandduinen in zicht, daar gingen we naartoe, het begin van de Sahara.


We kozen ondanks het advies van het mannetje die middag, voor een andere auberge/camping. Net voor Merzouga zijn we afgeslagen naar Hassi Labied, dit plaatsje ligt ook aan de rand van de zandduinen. In Auberge/Camping Sahara werden we gastvrij ontvangen met een kopje hoog geschonken muntthee door de eigenaar. Via meneer hebben we voor de ochtend erop een dromedaristocht voor de zonsopgang geregeld, dat leek ons wel wat. Ja, het was zandhappen, maar we hadden toch wel een geweldige mooie kampeerplaats, tussen de nomadententen en palmbomen, en meteen achter de auto de zandduinen. Volgens de campingeigenaar zou de wind gaan liggen in de avond, en dat klopte gelukkig. Het is hier ’s avonds zo helder, we zijn voor we naar bed gingen nog even de zandduin achter de camping opgeklommen, en hebben heerlijk op onze rug in het warme zand liggen kijken naar de sterren.


Zondag 31 mei. Om 03.30 uur ging de wekker, want om 04.00 uur stond een berberman met dromedarissen klaar naast onze camping. Er lagen 4 dromedarissen in een rij, 2 voor ons en 2 voor Duitse gasten die naast ons op de camping stonden. Toen we ‘opgestegen’ waren, schommelden we in een rij de zandduinen in, met de berberman voorop, op zijn slippers. Het begon langzaamaan al wat lichter te worden en wat was het vreselijk stil om ons heen. We zagen verderop al meer grote zandduinen opdoemen. Halverwege onze tocht kwam een 2e berberman met een grote tas ons vergezellen, en maakte een praatje met onze berberman. Wat zou er toch in die tas zitten…

Het bestijgen van een duin op een dromedaris is toch wel bijzonder, maar het afdalen des te meer. Vooral als je dromedaris niet netjes in de rij blijft lopen, maar eigenwijs naast de rest én naast de strakke lijn boven op de duin gaat lopen! Maar, eigenwijs of niet, mijn dromedaris bracht mij evengoed netjes samen met de anderen naar de plaats waar we moesten zijn. Want na 3 kwartier waren we aangekomen bij een enorme hoge zandduin. We mochten afstappen en de dromedarissen bleven daar liggen samen met onze schoenen. Volgens de berbermannen konden we de duin het beste blootsvoets beklimmen. Eenmaal boven aangekomen, hadden we een prachtig uitzicht op de duinen om ons heen, en de kleine dorpjes ver achter ons. Wat een belevenis om zo aan de rand van de Sahara de zon op te zien komen. Zodra de zon boven de duinen verscheen, zag alles er nog veel mooier uit; de kleuren van de duinen, de contouren en de schaduwen. Naar beneden, de duin af ging snel. Tom sprong in 3 grote sprongen naar beneden. En een van de berbermannen vond het grappig om mij aan mijn been vast te pakken, en sleepte me achter zich aan. Beneden aan de duin lagen onze dromedarissen nog steeds herkauwend op ons te wachten.

De schoenen opgeknoopt en met blote voeten weer opgestegen. Lekker zacht en warm om zo’n dromedarisbuik. Zo liepen we met z’n allen terug naar de camping. Daar aangekomen maakte de 2e berberman zijn tas open en begon zijn handeltje op het zand voor ons neer te leggen. Uit krantenpapier frutselde hij stenen dromedarisjes en fossielen. Ja, en natuurlijk hebben ook wij ons laten verleiden tot de aankoop van een mooi zwart stenen dromedarisje als aandenken aan ons Saharabezoek.
Terug op de camping hebben we ontbeten. Het was nog vroeg, en niet zo erg warm, ideaal om weer op pad te gaan. We zijn weer terug omhoog gereden naar Erfoud, ditmaal via de piste. De eigenaar van de camping had voor ons uitgetekend waar de piste begint en welke aanknopingspunten we kunnen gebruiken voor de route naar Erfoud, want pistes worden niet met borden aangegeven. Het viel reuze mee, af en toe wat mul zand, maar grote delen stenen en wasbordweg.



Vanaf Erfoud zijn we doorgereden richting Tinerhir. Niet zo’n interessante route vonden wij, een beetje een saai en kaal landschap. Net voor Tinerhir gingen we weer omhoog de bergen in, en na een aantal kronkelwegen kwamen we aan het begin van de Gorge du Todra, een enorme kloof in het Hoge Atlasgebergte. Het eerste gedeelte van de kloof is vrij breed, met langs de randen van de bergen tientallen roodgekleurde kasbahs, en in het dal grote oases. Verderop in de gorge werd het nauwer. Beneden naast de weg loopt een riviertje waar mensen aan het zwemmen waren, en kleding en grote tapijten aan het wassen waren.

Nadat we de gorge bekeken hadden, zijn we terug naar het begin gereden, daar was een leuke camping met plaatsen tussen de fruitbomen, erg mooi. We waren niet de enige Nederlanders daar, een caravan-club streek naast ons neer op de camping. Nederlanders onder elkaar, gezellig hoor. Her en der een praatje gemaakt en we mochten zelfs een centrifuge lenen, die de club helemaal vanuit Nederland had meegesjouwd. De was is tijdens deze vakantie nog nooit zo snel droog geweest, bedankt caravan-club!

zaterdag 6 juni 2009

Marokko - Marrakech, Tiznit en Agadir


Ssalamu’lekum! Na onze geweldige medina tour in Fès zijn we vrijdag d 22e lekker simpel en snel via de tolweg naar Marrakech gereden. Daar hebben we 2 nachten op camping Le Relais de Marrakech gestaan, om de was te doen, de auto even na te kijken, én om een beetje te relaxen.
Zondag 24 mei, op naar Tiznit, een mooie plek als tussenstop voordat we de Western Sahara in gaan. De N-weg van Marrakech naar Agadir loopt voor en groot deel door de bergen, de uitlopers van de Atlas. Het landschap ziet er best mooi uit, met bruin-, rood-, en geeltinten. Ook al is het er droog, je ziet en ruikt langs de kant van de weg enorme bremstruiken. Er groeien hier ook veel olijfbomen, en arganbomen, en zo nu en dan zie je groepjes palmbomen langs de watertjes in een van de kloven van het gebergte.


Aan het einde van de middag kwamen we aan in Tiznit. Leuk om hier zoveel Land Rovers te zien rondrijden, de meeste zijn wit, maar de Land Rover-sleepwagens zien er daarentegen erg vrolijk uit.
In de Lonely Planet stond dat er een camping midden in het stadje zou zijn, en jahoor, aan een grote straat met wat winkeltjes en een groot hotel, was daar Camping Municipal International, een soort ommuurde parkeerplaats met wat campers. Goed genoeg, het is toch maar voor een nachtje, dachten we zo. Ik ben naar de receptie gelopen om ons te registreren. Je moet in Marokko bij iedere camping een registratieformulier invullen, waarop o.a. je volgende doel, je reisrichting. Ik had netjes Mali ingevuld. Maar toen meneer dat las, vroeg hij me direct met een zeer ernstig gezicht of we al wel de visa voor Mauretanië hadden geregeld. Nee, dat hadden we niet, want we hadden net voor vertrek vernomen van andere reizigers (die dezelfde route hadden gereden), dat we net als 2 jaar geleden, de visa aan de grens konden kopen, dus dat legde ik hem uit. Als reactie schudde meneer heftig met zijn hoofd, “No, no, c’est impossible!” en daar achteraan een snelle en lange Franse uitleg met Marokkaans accent die ik totaal niet begreep. Na 2 pogingen tot begrijpen, ben ik naar een van de Belgische campers gelopen, in de hoop dat een deze gasten Nederlands en Frans spreekt om de uitleg van de receptionist te vertalen. Gelukkig wilde een vriendelijke Belgische mevrouw wel even meelopen. De receptionist moest lachen toen weer bij hem aan zijn receptiebalie langs kwam, ditmaal met mijn ‘tolk’, en hij deed nogmaals zijn verhaal aan de Belgische dame. Wat bleek nou; hij had van verschillende reizigers gehoord dat ze bij de grens van Mauretanië zijn weggestuurd, omdat daar sinds een week geen visa meer worden verstrekt. Zij moesten terug naar Rabat om daar een visumaanvraag in te dienen… Poeh, dat was geen goed nieuws, dus meteen op onderzoek uit gegaan.

In het 4 sterren hotel vlakbij, konden we een wifi-code kopen. We hebben ons deze avond dan ook heel decadent in een zitje van de zeer chique hal van het hotel geïnstalleerd en vervolgens met ons laptopje geïnternet. Het was even zoeken, maar uiteindelijk vonden we op een Frans reizigersforum zo’n 10 berichten over het niet meer kunnen kopen van visa aan de grens. Niemand kon vertellen wat de precieze reden is, maar men vermoedt dat Mauretanië heel voorzichtig is nu het toerisme daar slecht gaat, en de toeristen nu op afstand houdt wegens de aankomende verkiezingen op 30 mei. We hebben voor de zekerheid de telefoonnummers van de Nederlandse Ambassade in Rabat en het consulaat in Nouakchott opgezocht, wellicht dat zij ons maandagmorgen meer informatie zouden kunnen geven. Diep van binnen wisten we dat de ambassades waarschijnlijk niet veel meer zouden kunnen vertellen. Een bevredigend antwoord was niet echt te verwachten, aangezien de verhalen op het Franse forum duidelijk genoeg waren. Realistisch gezien zouden we het ook nooit gaan redden qua tijd, als we weer terug zouden moeten naar Rabat om de visa aan te vragen. Tiznit-Rabat is ongeveer 1,5 dag rijden, en dan nog weer 1,5 dag terug, en vervolgens moet je nog rekenen op 1 à 2 dagen om je visa aan te vragen. Om dan nog op tijd in Bamako aan te komen, zouden we alle resterende dagen van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat moeten doorrijden, én dan zou er ook niets meer mogen tegenzitten.

Maandagmorgen 25 mei; toch maar even gebeld met de Nederlandse Ambassade in Rabat, want het consulaat in Nouakchott nam niet op. Bij deze ambassade was niets bekend, maar ze gaven ons het telefoonnummer van ene Harry van de Nederlandse Ambassade in Dakar. Hij kon ons vervolgens bevestigen wat we al wisten. Het enige nieuws was, dat volgens hem de visa in Casablanca moeten worden aangevraagd, en dat een aanvraag minstens 2 werkdagen zal duren. We hadden het al een zien aankomen en hadden het al zo’n beetje besloten en besproken ook met Toms vader, maar nu was het besluit definitief: we gaan NIET naar Mauretanië en Mali. We vinden het echt heel jammer, en balen er flink van, we hadden er zo naar uitgekeken om deze route te gaan doen. Hetzelfde geldt natuurlijk voor Nico en Rob. Maar…we mogen niet klagen, Marokko is een prachtig land, en we hebben nog lang niet alles gezien, dus we gaan ons hier de komende dagen nog zeker vermaken!

Dinsdag 26 mei. Nu we in Marokko blijven, hebben we de kaart en Lonely Planet maar weer eens flink doorgespit en een leuke nieuwe route uitgestippeld. Het wordt; Agadir, Casablanca, Meknes, en dan door de Hoge Atlas richting de woestijn. Vervolgens via Tinerhir (Gorge du Dades) en de Route du Kasbah, via Ouarzazate naar Marrakech om daarna terug te rijden naar Agadir. Vanuit Agadir zullen we zondag 7 juni weer naar Nederland vliegen.

Vanuit Tiznit zijn we naar de badplaats Agadir gereden. Daar hebben we heerlijk de hele middag op een terras in de zon gezeten, met uitzicht op het strand en de zee. Het is in Agadir behoorlijk toeristisch, een soort Lloret de Mar, we zijn er in ieder geval niet de enige Europeanen! We spraken op hetzelfde terras een Nederlands echtpaar. Zij hadden zojuist een 12-daagse busrondreis gedaan. Ze vonden het erg mooi, maar erg vermoeiend en de busritten waren ietwat spannend…ja, als je de buschauffeurs hier ziet rijden… Zij waren ook op plaatsen geweest welke wij in onze tour hebben bedacht. De Hoge Atlas, de woestijn en de Gorge du Dades schijnen prachtig te zijn, dus dat is fijn om te horen. De camping in Agadir zelf bleek helaas gesloten, dus zijn we ’s middags verder omhoog gereden langs de kust. Ongeveer 25 km boven Agadir troffen we een leuke camping, aan de rand van de bergen én met zwembad. We hebben daar 2 nachten geboekt, om daarna weer verder te rijden naar boven, naar Casablanca.