vrijdag 29 juni 2007

DRC - Democratic Republic of Congo – deel 1

Na 2 weken in Brazzaville konden we maandag 4 juni eindelijk weer verder. Van Brazzaville naar Kinshasa, de Congo-rivier oversteken, is niet zomaar iets. We hadden van andere reizigers al gehoord dat het hectisch zou zijn op de boot en in de haven, nou… niks is minder waar, wát een belevenis!

We waren die maandagochtend al om 07.00uur op de haven in Brazzaville, om alle formaliteiten te regelen. Tussen de vele rondhangende havenmedewerkers gingen we op zoek naar de douane en gendarmerie. Het was totaal niet duidelijk welke volgorde qua registreren we moesten hanteren, iedereen vertelde ons wat anders, we werden van het kastje naar de muur gestuurd. Maar tegen 09.30 uur hadden we de havenbelasting betaald, een douanestempel gekregen én de gendarmeriestempels, zodat we door mochten naar de kaartverkoop, voor een kaartje van de boot van 12.00 uur. Toen we net de auto hadden geparkeerd, werden we teruggestuurd door een agent, we moesten een tweede stempel in onze Carnet de Passage hebben, zei hij. Hij kon ons niet uitleggen waarom, maar het moest écht! Vreemd, want bij andere grensovergangen wordt maar 1 stempel gezet. Enfin, wij terug naar het douanekantoor voor een 2e stempel. De agent ter plaatse wist eigenlijk ook niet waarom…Maar na navraag bij zijn collega’s zette hij toch een prachtige 2e stempel in de Carnet. We weten nog steeds niet waarom…in ieder geval was de agent bij de kaartverkoop tevreden.

In de haven hebben we 2 Slowaakse overlanders, Henry en Matthus, ontmoet. Zij zijn ook onderweg naar Zuid-Afrika met hun Jeep. We hebben onze auto’s geparkeerd naast het kaartenverkooppunt, een kaartje gekocht en daar gezellig samen gewacht op de boot, al kijkend naar hetgeen er om ons heen gebeurde…

Op het haventerrein liepen politieagenten te schreeuwen, al zwaaiend met een riem in de hand, om de weg bij de poort naar de boot vrij te houden. Steeds als er iemand naar hun idee in de weg liep, renden ze op de mensen af en duwden ze hen aan de kant. Het ergst was het moment dat de boot vanuit Kinshasa in de haven arriveerde. Tientallen mensen kwamen tegelijk de boot af, ze renden voor hun leven, om proberen aan de agenten te ontsnappen. Deze mensen bleken illegaal te zijn overgestoken, om proberen een beter leven te beginnen aan de andere kant van de Congo. Er werden gigantische klappen met de riem uitgedeeld, vreselijk om te zien en te horen. Henry probeerde het nog te filmen, maar dat was niet zo handig, hij werd meteen door een agent meegenomen naar het politiekantoor. Gelukkig mocht hij snel weer weg, maar hij heeft wel zijn filmpje moeten wissen.

Om 12.00 uur ging de poort naar de boot open, en werden we door een paar agenten naar onze plaats op de boot gewezen, voorin op het dek, tussen alle mensen en goederen. Wat een happening zeg, honderden mensen op elkaar gepropt, goederenkarretjes, mannen met meerdere zakken rijst op hun rug van 50 kg per stuk, oude krom lopende vrouwtjes met zware manden, moeders met huilenden kindjes, en vele gehandicapte mensen die door andere mensen op hun rug de boot op werden gedragen. En, niet te vergeten een stuk of wat agenten, die al zwaaiend met hun gummiknuppel of riem de boel onder controle probeerden te houden. We kwamen ogen tekort.

In Kinshasa aangekomen, zagen we de kogelgaten in de muren rond het haventerrein, in maart hebben hier nog flinke gevechten plaatsgevonden. Henry en Laura moesten lopend tussen de goederen en mensen de boot af, onder begeleiding van een agent, om de papierhandel in het havenkantoor te regelen. Er werd ook gevraagd om onze vaccinatieboekjes. De eerste keer dat we moesten aantonen dat we geen cholera hebben (stempel: “ cholera not indicated” ). Wij hadden dit gelukkig van te voren geregeld in Nederland, maar Henry en Matthus hadden zo’n stempel niet. Ze moesten daarom betalen aan de Hygiëne Agenten, een boete. Kijk, als je nu moet betalen om een test in het ziekenhuis te doen, om zo aan te tonen dat je echt geen cholera hebt, dan is het te begrijpen, maar nee dat was niet belangrijk voor hen, ook al heb je wel of geen cholera, je moet gewoon betalen, dan mag je verder. Wat een aparte wereld toch. En na een lange discussie werden ze alsnog zonder te betalen en zonder stempel doorgelaten...

Tom en Matthus hadden de auto’s van de boot af gereden. En toen we weer bij elkaar waren op het haventerrein na alle papierwerk, zijn we naar de mission in Kinshasa gegaan. Het was toch al te laat om door te rijden naar Matadi, onze volgende bestemming. Na 14 dagen hotel en ziekenhuis in Brazza eindelijk weer kamperen op een parkeerplaats en slapen in ons eigen vertrouwde daktentje!

De dag erna vroeg vertrokken naar Matadi, om de visa voor Angola aan de vragen. De Slowaken nemen helaas een andere route richting het zuiden; de route via Lubumbashi naar Zambia, een slechte weg met veel modder schijnt. Nou, voor ons geen optie, na de vorige Kongo kunnen wij voorlopig geen modder meer zien!!

Onderweg hoorden we een vreemd geluid onderin de auto, het kraakte wanneer we boven de 60 km per uur reden. Aangekomen in Matadi bleek dat de oliekering tussen de aandrijfas en de tussenbak was gaan lekken, dat zou het geluid kunnen veroorzaken... We verbleven bij de mission. De mensen daar wisten een paar garagejongens die ter plekke een nieuwe kering voor ons hebben geplaatst. Dit duurde iets meer dan 1 dag, dus donderdag de 7e zouden we naar Angola kunnen gaan.

De visa-aanvraag voor Angola was wel bijzonder. We moesten een brief schrijven met de reden van ons bezoek. Daarna werden we verzocht wat formulieren in te vullen, en als laatst kregen we een interview. Na uren wachten in de wachtruimte van de Ambassade, mochten we met z’n 2en in een kantoortje plaatsnemen, aan een groot bureau. Tom op de ene hoek met de visadame, en Laura op de andere hoek met een assistente. De gekste vragen werden op ons afgevuurd: “ Hoe heet de broer/zus van je vader, en van je moeder? En wat is hun adres? Wat is je achternaam? Waar woon je, en in welke provincie precies?” Ze controleerden alle antwoorden met de door ons reeds ingevulde formulieren, alsof we een examen moesten afleggen. Maar dankzij deze nutteloze vragen en antwoorden waren wij woensdag middag toch mooi eigenaar van 5daagse transitvisa.

Donderdag 7 juni vroeg op, eindelijk op weg naar Angola. We hadden stiekem toch nog wat twijfels over de reparatiekunsten van de garagejongens. Zou het probleem nu echt wel verholpen zijn… Afgesproken met z’n 2en dat we het zouden proberen, en als we het niet vertrouwen, terug gaan naar Matadi. Angola is namelijk een groot land, ze spreken er alleen Portugees (wij niet), de wegen zijn er erg slecht, en je moet nog maar afwachten of je een goede garage vindt als je autopech krijgt.

Na ongeveer 30 kilometer hoorden we het geluid onderin de auto wéér... Meteen omgekeerd en richting de haven gereden om naar mogelijkheden voor verscheping te informeren. We hadden de dagen ervoor al gemerkt dat er geen echte garages zijn in Matadi. Misschien zou verscheping dan een betere oplossing zijn, dachten wij, zodat we bijvoorbeeld in Namibië de auto bij een échte garage zouden kunnen brengen.

Matadi is een havenstad, dus we zijn meteen bij een paar kantoren van grote verschepingsbedrijven, zoals Maersk en Nile Dutch, naar binnen gelopen. Toch wel raar om te ondervinden dat we in deze kantoren als blanke toeristen, zomaar voorbij lange rijen met wachtende locals mogen lopen. Het voelde wat onwennig, maar we werden erg vriendelijk geholpen. We hebben gevraagd of we onze auto naar Namibië kunnen verschepen, om Angola over te slaan. Maar Namibië was helaas niet mogelijk, wél een verscheping naar Nederland of naar Zuid-Afrika. Onze eindbestemming is Zuid-Afrika dus dat was hem niet, en naar Nederland verschepen…neeehhhh, dat was hem ook niet. Medewerkers van het verschepingsbedrijf Nile Dutch vertelden ons dat ze wel een garage wisten in Matadi, de enige garage die ze vertrouwen, waar zij zelf ook wel hun bedrijfsauto’s laten repareren. Dat klonk goed, dus toch maar even een afspraak gemaakt met deze garageman, zodat we daarna mooi zouden kunnen beslissen wat te doen; de auto verschepen of laten repareren.

Dezelfde middag zijn we naar de garage gegaan. Nou ja garage…naast de straat is een zandpad, en als je tussen een houten winkeltje/terrasje en een verrotte caravan door rijdt, kom je bij de “garage” uit…een soort zandvlakte of eigenlijk meer een autokerkhof, aan de rand van een hele steile helling. Administratiekantoor+opslag is een klein houten hutje met een notitieblok, rekenmachine, een pen, en wat gereedschap. Een grote ijzeren tafel aan de rand van de helling fungeert als werkbank. Dit gaf even een goed gevoel maar niet heus, maar ja, wie niet waagt wie niet wint..toch?

De garageman ging meteen met Tom en de Patrol op pad, om de geluiden in de auto te kunnen horen, en te bepalen wat nodig is qua reparaties. Hij kon het probleem snel oplossen, zei hij, want het was slechts een kwestie van een paar lagertjes en een andere koppelingsplaat. Dit zou maar 3 dagen kosten, gelukkig, we waren al dat wachten bij garages nu wel erg zat. Een beter en leuker plan dan verschepen, vonden we, dus we zijn akkoord gegaan met het voorstel van de garageman. Wel 1 minpuntje; we moesten de auto daar achterlaten. Dat is best lastig als je al je spullen én je daktent in/op je auto hebt. Maar, we hebben de nodige spullen eruit gehaald en zijn naar de mission gelopen. De bewakers moesten al lachen toen we daar weer arriveerden; “Jullie waren toch weg..?” Het verhaal uitgelegd, en een kamer in een van de missiongebouwen geregeld voor een paar nachten.

Vrijdagochtend is Tom vroeg naar de garage gegaan om de garagemensen en onze auto in de gaten te houden. Laura had haar eigen ochtendprogramma: lopend de stad in, op zoek naar een bank, en naar de Ambassade van Angola; de visa lopen t/m zondag 10 juni, en 10 juni vertrekken we pas.

Een blanke die door Matadi wandelt krijgt erg veel aandacht, er werd er overal “Tssssst!!!”, “Mundele!” (= blanke) en “Bonjour toerist!” op straat geroepen, en sommige mensen lopen “gezellig” een stukje met je mee. Bij de Ambassade van Angola werd Laura verteld dat we ons geen zorgen hoeven te maken, dat de 5 dagen pas ingaan vanaf de datum van entree. Na een bezoekje aan de Ambassade is Laura naar de RAWbank gegaan, om geld op te nemen voor de garage.

In de bank werd ze uitgenodigd op het kantoor bij de directeur en Rhetish, hij is daar controller. Ze schrok, want dacht dat er iets mis zou zijn met de creditcard, maar ze waren gewoon nieuwsgierig wat een toerist in een gat als Matadi doet… Na een uitleg over de reis, de auto, en nu de garage, waren ze helemaal enthousiast, en mocht Laura gratis gebruik maken van het internet op het kantoor. Rhetish komt uit India, en werkt al 2 jaar voor deze bank in Matadi. Hij vertelde dat hij het eerste halfjaar een hekel aan de stad had, daarom was hij zo benieuwd wat wij ervan vinden. Hij vond het erg leuk en ook heel normaal om een toerist een te helpen en een beetje in de watten te leggen, in India zien de mensen toeristen namelijk als een god vertelde hij. Dus daar zat Laura dan, luxe in een dikke stoel achter een groot bureau te internetten, in een met airco gekoeld kantoor.

Even later kwam de directeur met een grote glimlach op zijn gezicht het kantoortje binnenlopen. “Ik heb mijn nichtje aan de telefoon, ze woont in Nederland, dus ik dacht misschien wil je wel even met haar kletsen, gezellig met iemand van je eigen taal” Zo maf, maar ook zo schattig dat hij dit regelde, om even met een wildvreemde vrouw uit Nederland te praten over Matadi en de Afrikareis, en ze was, net als haar oom, erg enthousiast.

Bij de garage aangekomen, hebben we elkaar de belevenissen van de dag verteld. Tom had weer een origineel ochtendje “garagehangen” achter de rug. Ze waren niet erg opgeschoten, de versnellingsbak was er nog niet eens onderuit.

Enfin, samen de rest van de middag “garage gehangen”; Laura al lezend op een houten bankje tussen 2 oude krotten van auto’s, en Tom liep wat rond onze auto met zijn Nissan Patrol-handboek, zodat hij de garagejongens af en toe wat uitleg kon geven, want de kennis was bij hen ver te zoeken.

Omdat Rhetish zo vriendelijk had geholpen deze ochtend in de bank en hij had gezegd “Als je iets nodig hebt of vragen hebt, bel me maar”, hebben we hem gebeld of hij een leuk restaurant wist, en of hij mee uit eten wilde met ons, als niet-Matadiërs. Hij vond het een goed plan. Zo zaten we die avond gezellig met z’n 3en te eten in een restaurant met uitzicht over de haven. Rethish wist ons aardig wat spannende en ook leuke verhalen te vertellen, over Matadi. Ook hij heeft dagelijks te maken met de best vervelende houding van de mensen in DRC; te laat komen, niet luisteren naar wat je vraagt of zegt, altijd maar om geld of kado’s vragen, en liegen. In een van onze reisgidsen staat niet voor niets als omschrijving “Matadi=corrupt”. Knap dat hij het zolang uithoudt hier.

Zaterdag 9 juni, dit zou onze laatste dag garagehangen zijn…dachten we. Tom was weer vroeg naar de garage gegaan. Laura heeft geprobeerd om de inmiddels opgestapelde was weg te werken in de badkamer van de mission. Niet handig als je spullen voor het wassen nog in de auto liggen bij de garage. Dus, net als de Afrikaanse vrouwen hier, van die kleine Omo-wasmiddelzakjes op straat bij en stalletje gekocht, en in een oude emmer van de mission een poging tot wassen gedaan. Wat een gedoe; 5 minuten water en dan was het op, en dan met mazzel na een paar minuten later weer een klein beetje water. Daar sta je dan met je in-ge-Omo-de kleren onder de douche, klaar om ze uit te spoelen. Maar weet je, we raken er inmiddels al aardig aan gewend om met kleine hoeveelheden water om te gaan, zelfs uitspoelen van de was hoeft niet meer zo grondig als dat we in het begin van onze reis vonden. Als er wat extra zeepresten in je kleren achterblijven, dan voelen ze lekker zacht en ook al krijg je met een handwasje niet altijd alle vlekken eruit, je kleren ruiken ze tenminste schoon!

Onderweg naar de garage liep er een groep kleine kindjes vlak naast Laura op straat. Een “Mundele” met een rugzak op, die in de hete zon de berg op slentert, dat is toch geweldig interessant? De kindjes hadden grote lol; Mundele inhalen, dan stoppen, Mundele bekijken, “good morning” roepen. Zodra Laura dan “good morning” terug riep, schaterden ze van het lachen, de Mundele sprak tegen ze, wat een lol!

Eind van de middag begonnen we ons al wat meer zorgen te maken, zou het dan toch een afspraak op z’n Afrikaans (tel er minstens een paar uur of een dag bij) zijn..? Het schoot niet erg op. We hadden het gevoel dat het nooit af zou komen vandaag. Ja er werd hard gewerkt, door wel 2 jongens. De andere 10 jongens stonden erbij en keken ernaar. 1 Jongen ging zelfs naar de kapper onder werktijd; er werd een krukje vlak naast de auto gezet, waarop hij door een kapper ter plaatse werd geschoren en geknipt! En de eigenaar…die was weg…

Onze ongerustheid werd nog even onderbroken door een luid gefluit, getoeter en gezang op straat; een hele groep mensen sprong en danste vrolijk door de straat, voorop een persoon die een met bloemen versierde foto omhoog hield, daarachter een paar personen die een lijkkist droegen, en een andere persoon filmde het geheel. Toen we de jongens bij de garage vroegen, zeiden ze; “Ja dat is dé manier van afscheid nemen van een overleden familielid in DRC”.

De eigenaar van de garage kwam pas om 19.00uur opduiken, hij was op zoek geweest naar wat onderdelen voor onze auto, en een nieuw achterlicht (deze was de afgelopen nacht van onze auto gestolen toen hij bij de garage stond) maar dat was helaas niet gelukt. Nog geen achterlicht dus, en er lagen nog téveel onderdelen naast de auto, die toch echt ónder de auto horen te zitten om verder te kunnen rijden…Angola moet nog even wachten helaas…

DRC - deel 2

Zondag 10 juni, zou de auto vandaag dan écht klaar zijn? Tom is vanmorgen als een echte mechanic, gehuld in overal, samen met de garage-eigenaar en wat garagejongens om 06.00 uur begonnen, om te zorgen dat de auto ‘s middags klaar zou zijn. Tom werd zelfs door wat mensen van de straat op de foto gezet, een Mundele in overal, wow!

Er werd deze morgen wel wat meer doorgewerkt in de garage, maar we vroegen ons af of ze wel wisten wat ze aan het doen waren, want “nee” zeggen of “ik weet het niet” kennen ze hier niet. De eigenaar kwam er aan het einde van de middag achter dat een as in de transferbox kapot was, deze moest vervangen worden. Ook moest de eigenaar nog steeds achter een nieuw achterlicht aan, dus helaas de Nissan vandaag nog niet mee… misschien morgen middag naar Angola dan?

Wat erg leuk was deze dag: er waren 4 andere overlanders aangekomen in Matadi. Met Ian en Jaqueline (Nederlanders met Landrover) hadden we al vaker gemaild. Christoph en Judith (Duitsers met Landrover) hebben we eerder in Benin ontmoet.

We zijn gezellig met z’n allen de straat op gegaan en hebben in een stalletje rijst met een pinda-achtige saus gehaald. Het terrasje bij het stalletje zat helemaal vol met mensen, geen plaats meer over voor 6. De eigenaar regelde op een verhoogd terras, vlak naast het eetstalletje, een paar stoelen voor ons. En daar zaten we dan, 6 Mundeles naast elkaar te eten. Je kan wel nagaan wat voor een aandacht dat met zich meebracht.

Maandag 11 juni. Tom is weer om 07.00uur bij de garage begonnen, en Laura is samen met de andere overlanders naar de Ambassade van Angola gelopen; zij moesten hun visa aanvragen, en wij wilden toch nog even checken of het écht geen probleem is als we later deze week alsnog naar Angola willen. Gelukkig, we hoefden ons nog steeds geen zorgen te maken.

In Afrika hebben we toch aardig geleerd om veel geduld te hebben, maar ooit raakt geduld een keer op, in ieder geval bij ons wel. Het duurde maar en het duurde maar en keer op keer werden afspraken niet nagekomen. Tot ’s avonds laat hebben we bij de garage gehangen. Rhetish, onze Indische vriend van de bank, was deze dag al een paar keer langs geweest bij de garage om te kijken hoe het met ons en met de auto ging. Hij wist dat we de auto niet alleen wilden laten met al die prutsers, en we geen kans zagen om avondeten te regelen, dus heeft hij met zijn chauffeur pizza’s bij ons gebracht, echt lief.

Na het eten hebben we aan de eigenaar van de garage nogmaals gevraagd wat nu de bedoeling is, omdat we het wachten spuugzat waren. Het nieuwe plan was: de versnellingsbak en transferbox zouden déze nacht onder de auto geplaatst worden, maar een achterlicht kan pas morgenochtend gezocht worden… We wilden dolgraag samen met de andere overlanders door Angola gaan reizen, en zij zouden de 12e vertrekken. Aangezien we niet wilden wachten tot morgenochtend, zouden we zelf op pad gaan voor een achterlicht, de garageman zou betalen.

Bij de mission hadden we een zelfde Nissan Patrol als die van ons zien staan. We zijn samen met Rhetish en zijn chauffeur naar de mission gereden, en hadden voor de zekerheid al Toms gereedschapskist meegenomen. We hebben ons probleem aan een van de medewerkers uitgelegd, en gevraagd of we het achterlicht mogen hebben. De garage-eigenaar zou dan eind van die week een nieuwe regelen. Dat vond de man prima. We leken wel zo’n stel criminelen, zo in het donker met een zaklamp en wat gereedschap een achterlicht van een auto halen. Net toen we het licht al half van de auto afgeschroefd hadden, kwam een andere medewerker ons vertellen dat het absoluut NIET mocht. Achterlicht er weer opgezet, en teleurgesteld wat gaan drinken op een terrasje in de buurt. Stom toevallig stond daar eenzelfde Nissan Patrol langs de kant van de weg. Tom is meteen naar de eigenaar toegegaan en heeft het ons probleem voorgelegd. BINGO! Deze man had nog extra achterlichten thuis, deze zou hij de volgende ochtend bij de RAWbank afleveren.

Weer een dag later in Matadi; dinsdag 12 juni, de andere overlanders wilden gelukkig nog op ons blijven wachten om samen door Angola te kunnen reizen. Laura is met Ian naar de bank gelopen, het achterlicht zou bij Rhetish afgeleverd worden om 09.00 uur. Om 11.30 uur kwam de man het achterlicht brengen. Rhetish chauffeur bracht hen daarmee meteen naar de garage, om Tom het goede nieuws te vertellen. Missie achterlicht was voltooid, maar missie versnellingsbak nog niet helaas, om 13.30uur zou het echt echt klaar zijn…

Na een kleine test rond 14.00uur, bleek dat onze Patrol na alle reparaties, helemáál niet meer in beweging kwam! Christoph, mechanic van beroep, en Ian, ook veel verstand van auto’s, zijn toen ook naar de garage gekomen om te kijken of zij konden ontdekken wat nu precies het probleem is.

We hebben alle garagejongens en de eigenaar aan de kant geduwd. Tom, Ian en Christoph zijn samen onder de auto gedoken en hebben daarna met z’n 3en het Patrolhandboek erbij gepakt en gekeken hoe dit opgelost kon worden. Toen de versnellingsbak er weer op ons verzoek onderuit was gehaald door de garagejongens, zagen we dat o.a. de drukgroep niet in orde was. De eigenaar heeft gisteren steeds verzekerd dat alles in orde was, maar nu zei hij “het is gevaarlijk om met zoiets door te rijden”. Nouja! We waren witheet, en vroegen hem waarom hij dat dan niet eerder heeft verteld. Daar was hij heel duidelijk in; wij wilden de auto zo snel mogelijk klaar hebben… “Maar u wist gisteren al dat dit aan de hand was, en dat dit gevaarlijk is, u weet dat we naar Zuid-Afrika gaan met deze auto en u had ons zo met een kapotte versnellingsbak weg laten gaan?!” Zijn antwoord was… “C’est vrais”. We hebben ons netjes ingehouden en de man niet een klap voor zijn kop gegeven, wat we GRAAG hadden willen doen.

Enfin, afgesproken met Christoph en Ian, dat zij de ochtend erop, samen met Tom om 06.00uur naar de garage gaan, om zélf, met een paar door hún uitgekozen garagejongens, de versnellingsbak te repareren en te testen. De garage-eigenaar zou een nieuwe drukgroep voor de versnellingsbak regelen, dan zou de auto eind van de ochtend klaar moeten zijn.

Zo fijn dat Christoph en Ian erbij waren deze middag, ze waren een enorme steun voor ons. Wij konden door alle stress niet meer goed nadenken. En na een hele week lange dagen garage hangen, zeg je niet meer tegen elkaar “schat het komt goed”, daar geloofden we op dat moment toch allebei niet in.

DRC - deel 3

Woensdag 13 juni. Tom, Ian en Christoph hebben deze ochtend e.e.a. getest en een nieuwe drukgroep in de versnellingsbak geplaatst. Ondertussen zat Laura met Jaqueline en Judith bij de mission te wachten. We hadden ongeveer ieder half uur telefooncontact om te kijken hoe het ervoor stond. Het leek erop dat als we de auto die middag mee zouden kunnen nemen…

Op het missionterrein zijn een aantal schoollokalen, in de pauzes liepen er steeds schoolkindjes langs de auto’s, en riepen in hun beste Engels “Good morning, how are you?” Jaqueline had bedacht dat ze de kindjes wel wilde filmen. Dus heeft ze de filmcamera erbij gepakt en hebben Laura en Judith de kindjes staan aanmoedigen om een liedje te zingen. Ze stonden werkelijk te zingen, schreeuwen en springen voor de camera, ze vonden het geweldig!

Een leraar Engels van de school (en ook pastoor), Joseph, liet ons zelfs een klasje filmen. Hij ging samen met Jaqueline, Judith en Laura voor de klas staan, en vertelde de kinderen dat deze Europeanen hélemaal vanuit Nederland en Duitsland met de auto naar Kongo zijn gereden, om Afrika te zien en ook om hun land te bezoeken. Hij bracht het erg leuk, en de kinderen keken deze 3 blanken voor de klas met grote ogen aan. Nadat Joseph vroeg of ze een liedje wilden zingen voor de camera, zodat de Europeanen een mooie herinnering hebben aan Matadi, sprong een klein meisje naar voren, handjes op de rug, kinnetje omhoog, en ze begon een stukje te zingen, waarna de hele klas uit volle borst meedeed. Kippenvel hoor! We waren er stil van.

Helaas na deze leuke belevenis, belde Tom, Ian en Christoph dat het niet goed ging met de auto. Ze hadden na het vervangen van de drukgroep, de versnellingsbak zelf onder de auto teruggeplaatst en een testrit gedaan, maar de auto bleek nog erger te klinken dan toen we hem de week ervoor naar de garage brachten. Ian, Christoph deden de testrit samen met de eigenaar van de garage, en Tom bij Rhetish in zijn auto er achteraan. Tijdens de rit bleek dat het voordifferentieel niet werkte, de versnellingsbak nieuwe geluiden maakte en dat er olie uit de tussenbak liep. De eigenaar bleef volhouden dat er niets aan de hand was, en dat al het gekraak en gebrom normaal was!

Zoals je kan begrijpen is Tom toen ontploft, en heeft hij de mensen bij de garage in hun oortjes “gefluisterd” dat het niet te geloven was dat ze er zo’n puinhoop van hebben gemaakt. Uiteindelijk hebben ze de voordifferentieel nog even uit elkaar gehaald, alle tandwielen waren door een verkeerde montage zodanig beschadigd, dat deze niet meer gerepareerd konden worden..

Alsof er engeltjes bestaan, kwam er zomaar een Engelssprekende man, naar Tom toelopen bij de garage. Deze Patrick heeft een transportbedrijf in Matadi, was nieuwsgierig naar wat er aan de hand was bij de garage waar 3 opgefokte blanken rondliepen. Hij zag ook in dat het totaal niet in orde was met de auto, en heeft een hartig woordje in de lokale taal met de garage-eigenaar gesproken. Hij heeft zelfs nog wat geld kunnen lospeuteren voor ons, aangezien de garage de auto heeft verpest.

Tegen 20.00uur kwamen de jongens terug bij de mission, met pikzwarte gezichten en overals van een lange dag werken onder de auto. Ze kwamen mét de Patrol, we vertrouwden de garage niet meer, en hebben besloten de auto terug te halen. Een oplossing hadden we nog niet bedacht.

Die avond hebben we de Ian, Jaqueline, Christoph en Judith mee uit eten genomen, naar een restaurantje, om ze te bedanken voor alle hulp. Ian en Christoph vertelden ons dat ze er van overtuigd waren, dat als wij met hen samen door Angola zouden rijden, en wat extra olie mee zouden nemen, we het moesten redden, ook al zou er iets kapot gaan aan onze auto, ze wilden ons desnoods wel naar Namibië trekken als het nodig zou zijn. Super lief natuurlijk, maar wij moesten er nog even over nadenken.


Donderdagochtend 14 juni hebben we besloten niet mee te gaan met de anderen naar Angola. We vertrouwden de auto totaal niet, en we zaten er eerlijk gezegd emotioneel helemaal doorheen. Geen zin om door een land met slechte wegen te rijden, in een auto waarvan je weet dat hij elk ogenblik “uit elkaar kan vallen”.

En toen stonden we daar, halverwege de ochtend, weer alleen met ons kapotte Patrolletje bij de mission nadat we Ian, Jaq, Christoph en Judith hadden uitgezwaaid. Laura is naar de Soeur Superieur, hoofdnon Berthe, op zoek gegaan, om te vragen of we nog een paar nachten langer kunnen blijven staan, aangezien we naar een oplossing voor de auto moeten zoeken. Dat was geen probleem, maar wat we niet hadden verwacht; de non stelde voor om de auto van ons te kopen…

Met deze gedachte in ons achterhoofd zijn we naar Rethish gelopen. Bij hem thuis een kopje Indische thee gedronken en daarna naar het internetcafé gegaan, om andere overlanders te mailen. We hadden gehoord dat Keith en Julie en nog een paar anderen, vlakbij Brazzaville zijn, en ook naar Matadi gaan ivm Angola-visa.

’s Middags belde Keith al, hij en Julie waren in Brazzaville aangekomen, en zouden het weekend naar Matadi rijden, zodat hij zonodig samen met Tom aan de auto kan werken. Dat gaf toch wel een prettig gevoel; hulp onderweg.

Nog even contact gehad met Patrick, de man die de dag ervoor zo hielp bij de garage, hij was op zoek gegaan naar een nieuwe of 2e hands betere versnellingsbak. In Kinshasa had hij er een gevonden, en hij kon deze wel naar Matadi brengen mét een goede mechanic. We wisten niet zo goed wat ervan te denken, je weet van te voren niet zeker of de versnellingsbak goed is, en of deze mechanic wél verstand heeft van auto’s ...en kan je zo’n Patrick na 1 keer helpen wel vertrouwen..?

De nonnen kwamen ’s middags wéér vragen of we al wisten of we de auto wilden verkopen, en voor welk bedrag. Ze kunnen een 4x4 goed gebruiken, zeiden ze, om hun plantages en projecten in het binnenland van DRC te bezoeken. Maar we hebben ze nogmaals gezegd, dat we er niet uit waren, of we de auto zouden laten repareren of verkopen, maar dat we het liefst door zouden willen rijden, Kaapstad halen.

Het was écht moeilijk om een beslissing te maken. Misselijk en hoofdpijn van de moeheid en de stress van de afgelopen dagen. Hoe kun je nu afscheid nemen van je “huisje” waar je al 4,5 maand in rondreist, en afscheid nemen van je droom; een overlandtrip van Nederland naar Zuid-Afrika. We wilden het zó graag met ons eigen Patrolletje afmaken. Terwijl tientallen kindjes die net uit school kwamen, zich om ons heen verzamelden en stonden te kijken naar hoe 2 Mundeles sip en onderuitgezakt in hun stoelen hingen, hebben we alle voors en tegens besproken.

In Matadi mág de auto verkocht worden, in Namibië of Zuid-Afrika mag dat niet, want daarvoor zit het stuur aan de verkeerde kant. Daarnaast zijn we al erg vertraagd, en willen we voordat we terug naar Nederland gaan, graag nog even genieten van de rest van Afrika ipv stressen dat de auto misschien weer kapot gaat. Ook kunnen we vanuit Matadi spullen verschepen naar Nederland, die we niet meer zullen gebruiken tijdens de rest van de reis.

DRC – deel 4 “Hakuna Matadi”



Na lang nadenken en piekeren, hebben we op vrijdag de 15e de knoop door gehakt; Patrick afbellen, de auto verkopen aan de nonnen en wij vliegen naar Namibië om daar met een huurauto of backpackend naar Kaapstad te reizen.

Met de nonnen afgesproken dat wij eerst zouden uitzoeken hoe het werkt qua Carnet de Passage. We hebben namelijk bij de ADAC in Duitsland een flinke borg moeten betalen. Als de auto niet in Nederland terug komt, zouden we deze borg niet terugkrijgen. Na een telefoontje met ADAC bleek dat alsnog geen probleem is, we krijgen de borg terug, als we maar een Customs Receipt kunnen aantonen, waarop staat dat de importbelasting betaald is, én een stempel in het Carnet dat we de auto in Matadi achter laten.

Samen met Joseph, de leraar Engels, en de nonnen zijn we in een soort woonkamer van het mission-gebouw gaan zitten. De gisteren nog zo vriendelijke nonnen hadden in ene hun zakelijke strenge gezichten op gezet. Joseph speelde vertaler, dat was erg fijn, want met het beetje Frans wat wij praten kwamen we er met de nonnen niet helemaal uit. Toen ze begrepen dat wij alleen de auto kunnen verkopen als wij de papieren in orde hebben voor de ADAC, regelden ze snel een mannetje. Dit mannetje werkt bij de douane en zou voor de papieren zorgen.

Het mannetje kwam eind van de ochtend langs bij de mission en gaf aan dat er qua importbelasting toch een vrij hoog bedrag betaald zou moeten worden. In DRC geldt dat de kopers de importbelasting betalen. De nonnen vonden dit bedrag veel te hoog en wilden daardoor van de koop afzien. We hebben ze toen voorgesteld om het aankoopbedrag iets te verlagen, om ze een beetje tegemoet te komen/te helpen. Ze wilden dit wel overwegen, ’s avonds zouden ze een vergadering hebben en het voorleggen aan de hoofdnon, die over de financiën gaat.

Wel grappig was, dat na dit gesprek een paar mannen aan kwamen lopen bij de mission, ze hadden gehoord dat een stel Mundele’s hun 4x4 te koop hebben staan…wij dus. Ze waren erg geïnteresseerd, ze kenden onze auto al zeiden ze. Ze hadden hem die afgelopen week bij de garage gezien, en gehoord dat het een goede en sterke auto is…Mooi, mocht het met de nonnen niet lukken, dan hadden we nog kopers achter de hand.

Joseph ving dit gesprek op, en is meteen naar de nonnen gegaan om te zeggen dat ze vaart moesten maken met het regelen van het geld en de papieren, omdat er meer geïnteresseerden voor onze auto zijn.

In de eetkamer van de mission kregen we een warme lunch aangeboden van de nonnen. Ze hadden toch wel door dat we, ook al is de beslissing genomen, het er erg moeilijk mee hadden om ons huisje weg te doen. Ze deden zelfs een gebedje voor ons en zeiden dat we er als een soort “familie” samen wel uitkomen.

Geduld, geduld en nog een geduld…Hakuna Matata, vergeet je zorgen…nou dat gaat wat lastig als je er middenin zit! We hadden nog niks gehoord van de nonnen dus zijn we zaterdag de 16e naar de haven gelopen om uit te zoeken wat nu precies het importbedrag is als je een auto in DRC importeert, we vertrouwden het genoemde bedrag van het douanemannetje van de mission niet helemaal.

De mensen op het kantoor van Maersk konden ons gelukkig verder helpen. Zij werken samen met iemand van de douane, meneer Paulin. Deze meneer zou voor ons uitzoeken wat het belastingsbedrag is, en ook wat eventueel de kosten voor verscheping zijn, als we de daktent naar Nederland willen sturen.

Meneer Paulin kwam ’s middags bij de mission een papier langs brengen, alle kosten en onderdelen gespecificeerd, een veel lager bedrag dan het douanemannetje van de nonnen had genoemd. We hebben het papier aan de nonnen laten zien en gevraagd of ze er nu al uit waren. Nee, want hoofdnon Berthe was nog in Kinshasa, zij zou pas eind van de middag landen op het vliegveld in Matadi en daarna zou alsnog overleg plaatsvinden. Even wachten nog…

Eind van de middag kwamen 2 Belgische overlanders, Erik en Nele, bij de mission staan. Zij reizen via de westkust omhoog naar België, en kwamen net uit Angola vandaan. De chauffeur en mechanic van de mission kwam onze Patrol keuren en een testritje maken, hij zou ons via de nonnen laten weten wat de uitslag is.

Zondag ochtend hebben we van de nonnen eindelijk een JA gekregen, ze zouden de auto definitief kopen en de papieren regelen. Voordat Erik en Nele vertrokken, gaven ze ons een grote backpackrugzak om te lenen, erg fijn én handig voor als we straks zonder auto verder gaan reizen.

De rest van de dag hebben we alle spullen uit de auto getrokken en op een zeil naast de auto gelegd, om een selectie te maken; wat mee, wat verschepen en wat achterlaten. Niet leuk als er allemaal nonnen en werklui van de mission op een paar meter afstand als een stel aasgieren naar je spullen staan te kijken en te wijzen “Donne moi…”

Hoofdnon Berthe kwam toen het net donker begon te worden bij ons langs, om alvast voor de auto te betalen. Al zittend in onze kampeerstoel toverde ze het geld tevoorschijn, en hebben we met z’n 3-en in zaklamplicht het geld zitten tellen. Ze wilde een handtekening van ons als bewijs dat ze ons betaald heeft, maar ze gaf een blanco A4tje, ja daaag!!! Wel hebben we haar onze Carnet de Pasage meegegeven zodat haar douanemannetje het in orde kon maken, de ochtend erop zou het klaar zijn.

Deze avond kwamen er weer overlanders bij de mission aan, Campbell en Linea (Engeland en Zuid-Afrika) met hun Landrover Defender, en Ben en Maria (Australië en Nederland) met hun Toyota Landcruizer.

Maandag 18 juni hebben we een houten krat laten timmeren door de timmerman van de mission, om onze daktent in te kunnen verschepen. Tegen 13.00uur hadden we nog steeds geen papieren gezien, en de nonnen wisten niet hoelang het nog zou duren. We hebben Joseph maar weer aan z’n mouw getrokken om de nonnen wat te pushen.

Toen we met Joseph aan het praten waren in het missiongebouw, zagen we in ene een grote brand, vlakbij onze auto. De tuinman had een hoop afval en bladeren in de fik gestoken, zonder erbij na te denken. Grote flarden as dwarrelden rond, óók op onze daktent. En jahoor, zodra de tuinman het vuur doofde nadat wij hem de huid vol gescholden hadden, zagen we tot overmaat van ramp brandgaatjes op meerdere plaatsen in het tentdoek.

Wij waren ook wat oververhit na dit brandje. Aan Joseph kon je duidelijk merken dat hij het echt erg vond wat er gebeurd was, maar hoofdnon Berthe gaf geen kik. Ze liep weg nadat we haar gehaald hadden om naar het resultaat te kijken. Toen we haar verantwoordelijk stelden voor deze schade, zei ze dat zij de tuinman niet opdracht had gegeven om de brand aan te steken, dus dat zij er niks aan konden doen. Toen we om een vergoeding voor de schade aan de tent vroegen, kreeg het verhaal in ene een andere wending; het was de tuinman niet geweest, het was een voorbijganger die een nog brandende sigaret had laten vallen. Daarna kwam de volgende uitleg van Berthe: zij zijn maar arm en wij toeristen rijk, zij helpen ons door de auto te kopen en dan gaan wij zo harteloos met hen om, hoe konden we dat nou doen… Er viel niet over te praten, dus hebben we het maar laten zitten.

Onze Carnet de Passage en de benodigde documenten die geregeld moesten worden, daar moesten we maar rustig op wachten, aldus de nonnen. Zij waren afhankelijk van dat handige mannetje van ze, die het snel zou regelen. Nou, de 21e hadden wij pas alle papieren in handen en konden we pas uit Matadi weg!

Tussen de 18e en de 21e hebben we sinterklaas gespeeld; van alles en nog wat meegegeven aan Ben, Maria, Campbell en Linea, een rare situatie, en best even moeilijk om je “huisraad” weg te geven, maar we hadden liever dat zij er nog gebruik van maken, dan die schijnheilige en aasgierige nonnen.

We zijn dan ook weg gegaan bij de mission op dinsdag de 19e, de auto op slot achter gelaten en gezegd tegen de nonnen dat ze de sleutel konden halen bij ons hotel zodra de papieren rond waren. Ze waren er niet blij mee, maar dat waren wij ook niet.

Regelmatig is Rhetish bij ons komen buurten deze week, en via een goede vriend van hem, Rajeev (ook uit India) hebben we de verscheping van de kist (onze daktent en wat andere spullen) naar Antwerpen geregeld. Hij werkt ook goed samen met meneer Paulin, die vervolgens alle papierwerk voor de verscheping bij Maersk voor ons in orde heeft gemaakt.

Onze Indische vrienden Rhetish en Rajeev hebben ontzettend geholpen en we hebben enorm veel lol gehad tijdens onze laatste dagen in Matadi. Zelfs toen we donderdag de 21e met een minivliegtuigje van Matadi naar Kinshasa vlogen, hadden ze geregeld dat hun Indische vriend Peter, ons in Kinshasa kwam ophalen.

In Kinshasa hebben Peter en zijn chauffeur ons enorm geholpen met het vinden van een hotel en het kopen van vliegtickets naar het zuiden. Er bleken helaas geen rechtstreekse vluchten naar Namibië, dus moesten we kiezen voor Kaapstad, compleet tegen ons gevoel in.

We hadden al tickets voor een vlucht met South African Airways op vrijdag 22 juni, via Johannesburg naar Kaapstad. Maar wat Rhetish al iedere keer zei tegen ons “Geen plannen maken, want steeds als jullie dat doen gaat alles mis”, en dat klopte. We waren na alle wijzigingen in onze reis al helemaal aan het nieuwe plannen maken voor Zuid-Afrika en Namibië, en toen we de 22e op het vliegveld kwamen, konden we niet mee met het vliegtuig, we stonden niet op de lijst, overboekt!

Zaterdag 23 juni zijn we écht weggegaan uit DRC. Een vlucht met Hewa Bora Airways, met een tussenstop in Lubumbashi en een overstap in Johannesburg, met als eindbestemming: Kaapstad. Wat een raar gevoel, zo uit de chaos van Matadi, Kinshasa en DRC naar een “luxe” vliegveld in Zuid-Afrika; mensen in nette kleren, veel blanken, personeel op het vliegveld wat je netjes te woord staat, en wat helemaal gek was…er werd niet meer naar ons geroepen en gefloten!

Na een paar zware weken, en een moeilijke beslissing, zijn we nu weer lekker aan het genieten. We gaan Toms broer in Kaapstad opzoeken, en we gaan naar Namibië om daar wat rond te reizen en nog wat overlanders te ontmoeten.

Helaas hebben we geen mogelijkheid meer om naar Zambia en Malawi te gaan, dat moet tot een volgende reis wachten.

zondag 3 juni 2007

Kongo - deel 2

De Zuid-Afrikaan die we in het hotelrestaurant in Dolisie tegen kwamen, heeft onze auto nagekeken en volgens hem hoefden we ons niet zoveel zorgen te maken, er was niets ernstigs aan de hand, want de koppeling werkte alweer beter als de dagen ervoor. Ten tweede moest de weg van Dolisie naar Brazzaville stukken beter zijn. Nadat we toch nog even bij het treinstation hadden geïnformeerd over de treinmogelijkheid; 2 weken wachten en veel te duur, hebben we de knoop door gehakt en zijn we weer verder gaan rijden richting Brazzaville.

De weg bleek verbazingwekkend goed, tot ruim na Madingo hadden we asfalt, wat ervoor zorgde dat we flink wat kilometers konden maken. Wel stond er 1 deel weg onder water, waar ook weer bewoners met hun zogenaamde D-tour-verklaring van de overheid stonden te wapperen. Ze wilden geld ontvangen zodat we over hun land mochten rijden. Dat hadden we maar gedaan, want toen een bewoner liet zien hoe diep het water was, wisten we genoeg, het kwam tot aan zn kin! En dat was zonder ons te beduvelen, want we hebben er natuurlijk wel bij staan kijken om te zien of het écht was...

Ruim voor Mindouli zagen we weer een bord met daarop “Deviation”, we moesten deze omweg wel nemen aangezien de brug verderop kapot was vertelden de bewoners ons. Ze wisten alleen niet hoelang de omweg naar Mindouli zou duren, maar dat maakte ons niet zoveel uit, we hoefden eindelijk eens niet te betalen voor een omweg, en we zouden altijd nog kunnen bushcampen als we voor het donker het plaatsje niet zouden halen.

De weg, een zandweg met veel grote gaten, kronkelde dwars door een grasheuvellandschap, erg mooi hoor, en voor het eerst kregen we te maken met een paar échte rivier doorwadingen gehad. Toch weer heel wat anders dan die modderpoelen, nu moesten we met onze blote pootjes in het frisse stromende water over de keien in de rivier lopen om te testen waar het het minst diep was, én wat heel lastig was bij die doorwadingen, de helling om weer omhoog te komen daarna was vaak giga steil én glad van de modder.

Omdat het toch niet erg opschoot zijn we net voor het donker op een plateau gaan staan om te bushcampen. Deze plek had een prachtig uitzicht over het grasheuvellandschap en hier was alleen het geluid van vogeltjes te horen en het stromende water van de rivier verderop. We hebben in totaal 1 persoon gezien die vanaf de weg vriendelijk “bonsoir” riep, en verder…géén mensen, alleen wij 3en onder een prachtige sterrenhemel, we hebben uren omhoog gekeken, naar de vele sterren en voorbij komende satellieten, wow!

De volgende ochtend zijn we vroeg weggegaan om proberen die dag Brazza te halen. De weg naar Mindouli duurde toch nog aardig lang, en toen we er eenmaal waren, vertelden de mensen ons dat de weg daarna weer slechter zou worden. Afwachten dachten we, maar inderdaad…

Grote moddermassa’s voor ons, waarvan 1 hele grote, bestaande uit 3 moeilijke diepe delen met hoge randen. Er stond 1 jeep en 1 taxi vast. Een groep mannen probeerde om de jeep los te krijgen, maar tevergeefs. Of wij ze even wilden helpen… We waren bang dat de auto het niet zo overleven als we ze zouden trekken met de voorkant van de Nissan omdat de bumper er wel erg losjes bij hing, dus is Tom naar de jongens toe gereden en heeft hij de jeep met de achterkant losgetrokken. Daarna nog een vrij nieuwe personenauto door het eerste modderdeel getrokken. We zagen de afgelopen dagen al meerdere mensen onderweg, die nieuwe personenauto’s vanuit de haven van Point Noire naar Brazzaville rijden, die zijn gek! Sommigen zijn al een week bezig, aangezien zij natuurlijk dezelfde slechte route nemen als wij, maar zij zitten nog véél vaker vast dan wij. Enfin, het eerste deel modder ging goed, maar tijdens het trekken door het tweede deel modder kwam de Nissan vast te zitten, en moesten de jongens hem los duwen om weer verder te kunnen. Daarna lukte het wel, en stonden we, na 1,5 uur lang helpen en wachten, met de personenauto achter de Nissan vast, aan de overkant op het droge. En weet je wat de jongens ons daarna durfden te vragen? GELD! Omdat ze ons 1x geduwd hadden! Ze zouden óns juist geld moeten betalen voor alle hulp. Je zag bij Tom zowat stoom uit z’n oren komen van kwaadheid, hij heeft zo vreselijk hard in het Engels geschreeuwd dat ze achterlijke idioten zijn, dat ook al spreken ze geen Engels, de boodschap evengoed wel overkwam, ze schrokken zich een ongeluk en renden meteen weg zonder verder maar iets te zeggen.

Onderweg kwamen we mensen van het Rode Kruis tegen, die reden in Toyota Landcruisers rond om voorlichting te geven aan de bewoners daar, over hygiëne en het maken van waterputten. Leuk om deze mensen even te spreken. Ze vertelden ons ook dat we het de Kongolezen niet zo kwalijk moeten nemen dat ze moeilijk doen en overal geld om vragen, aangezien zij een zware tijd achter de rug hebben vanwege de afgelopen oorlog. Verder gaven ze ons wat tips geven over de komende moddergedeeltes, want er zouden er nog een stuk of 5 volgen.

In 1 van die gedeeltes kwamen we nog even vast te zitten, en toen de personenauto met die vervelende jongens van die middag arriveerde, en ze uitstapten, kwamen wij gelukkig nét los. En de jongens…zeiden nog steeds geen woord, ha! We zijn snel doorgereden, zonder te helpen natuurlijk.

Hoe verder we kwamen, hoe meer de auto begon te piepen en te kraken, het was echt oorverdovend. We waren ondertussen druk aan het bedenken hoeveel dagen we wel niet bij de garage zouden moeten doorbrengen, al schouderklopjes gevend aan ons Nissannetje dat hij het nog even vol moest houden…

En ja hoor, dinsdag 22 mei om 19.00 uur kwamen we dan luid krakend en piepend Brazza inrijden. We made it!!!

Woensdag zijn we naar het collegafiliaal van de garage in Point Noire gegaan, om de auto eens grondig te laten nakijken, want er moet een heleboel aan gebeuren. O.a. de remmen waren helemaal op, deze moesten vervangen worden. Een totaalbedrag afgesproken en meteen betaald, en de mannen gingen aan de slag, het zou om 17.00 uur klaar zijn. Wij hebben zittend op onze kratjes, alles scherp in de gaten gehouden. Het stond Tom al niet aan hoe hun werkwijze was, en hun houding al helemaal niet. Want om 16.30 uur vertelden ze ons dat ze niet de juiste onderdelen hadden gevonden, zodat we de auto niet mee konden nemen. Na veel stampij mochten we van de eigenaar naast de garage slapen in onze daktent, maar aangezien deze parkeerplaats niet omheind is en jan en alleman daar naar binnen loopt, hadden we daar geen trek in, dan maar een nachtje hotel. Dus wat spullen uit de auto gepakt, en afgesproken dat we de volgende ochtend om 12.00 uur de auto alsnog zouden meekrijgen.

De dag erna zijn we vroeg bij de garage gaan kijken, en natuurlijk was de auto om 12.00 uur nog lang niet klaar… We hebben toen maar alvast de visa voor DRC, Democratic Republic of Congo, aangevraagd. Aanvraagformulieren ingevuld en een consult gehad, een soort interview met de visaman himself, een aardige man, en hij vond het geweldig om te horen dat wij helemaal met de auto vanuit Nederland hierheen zijn komen rijden!
Terug bij de garage duurde het remmen vervangen nog tot het einde van de middag. Omdat ze geen nieuwe onderdelen hadden gevonden voor de achterremmen, en deze gerepareerd hadden, hadden wij bedacht een bedrag terug te vragen, omdat we voor de nieuwe onderdelen hadden betaald gisteren. Maar toen wij binnen bij de administratiedame aan haar bureau stonden, vroeg zij ons nog eens een flink bedrag extra te betalen, voor het werk van die dag. Het schoot Laura in het verkeerde keelgat, na een paar weken kloten in de modder en vele teleurstellingen. Ze is nog nooit zo kwaad geweest en heeft ze even flink de waarheid verteld. En uiteraard hebben wij daarna, na overleg met de eigenaar en zijn assistenten niets extra’s betaald.

Die avond was de laatste samen met Paul, hij zag het niet zitten om nog een aantal dagen op ons te wachten, en dat is ook heel begrijpelijk. Wel raar hoor, je raakt toch aan elkaar gehecht als je en paar weken samen reist.

Gelukkig wist de eigenaar van het hotel waar we verbleven, nog wel een adresje om de auto te laten repareren, een plaats waar ook de Rode Kruis mensen hun auto’s laten repareren, dus dat klonk goed. Daar is Tom de dag daarna dan ook naartoe gegaan, nadat we de visa bij de Ambassade van DRC hebben opgehaald.

Laura is vrijdagmiddag in bed gedoken, aangezien zij zich niet lekker voelde.
En dat werd de dagen erop alleen maar erger; zere rug, spierpijn, hoofdpijn, misselijk, én koorts, waarvan we weten dat we bij deze verschijnselen extra alert moeten zijn ivm malaria. (ondanks dat we al Lariam slikken sinds het begin van onze reis om malaria te voorkomen)
Zaterdag voor de zekerheid maar de noodmedicatie Malarone tegen de vermoedelijke malaria gestart, die hadden we al bij ons vanuit Nederland. Zondag naar een kliniek in Brazzaville gegaan, waar ze werd onderzocht en er werd verteld dat het inderdaad malaria was: Malarone kuur afmaken, dan zou het weer over gaan.

Maar helaas was dat niet het geval, en werd ze dinsdag t/m donderdag opgenomen in de kliniek, aangezien ze nóg meer last van haar rug had, links onderin. Nou, een Afrikaans ziekenhuis stond natuurlijk niet op ons lijstje, maar was een hele belevenis…Laura mocht in de VIP kamer verblijven, in een prachtige witte ziekenhuisjapon, mét eigen tv en koelkast en in een heerlijk doorgezakt bed. Er werd door de zusters iedere minuut gecheckt hoe het met haar ging, meegekeken naar de tv, en ’s avonds sliepen ze zelfs naast haar op een matrasje, voor als er iets zou zijn… Een echografie en een paar foto’s gaven aan dat naast malaria, Laura ook last had van een darminfectie en een paar niersteentjes. En na 3 dagen aan het infuus voor antibiotica en andere medicijnen, mocht ze er gelukkig donderdagavond weer uit…nu even aansterken en zo snel mogelijk weer door naar DRC en daarna Angola!

zaterdag 2 juni 2007

Kongo – deel 1

Op 13 mei zijn we bij de grens van Kongo aangekomen, het dorpje Moukoro. De auto voor de slagboom geparkeerd, en ons bij de gendarmerie gemeld. We moesten in totaal bij 3 verschillende gendarmeriekantoortjes registreren. Het begon net te plenzen van de regen, maar nee, de auto mochten we van oom agent niet meenemen. Dus snel van kantoortje naar kantoortje gerend, om alle gendarmeriestempels zo droog mogelijk te halen. Die houten hutjes zijn toch altijd stuk voor stuk weer interessant om te zien. Tijdens het wachten op een gammel houten bankje totdat de paspoorten zijn overgeschreven, lopen er wat voddige kippetjes tussen onze benen door en zien we lege en volle flessen wijn op de grond liggen. En ook hier zijn ze, net als in andere afrikaanse landen, ook in de maand mei nog in de kerststemming; kerstversiering en -verlichting hangt aan de muur en op het bureau pronkt een minikerstboompje. Veel mensen hebben zelfs de we-wish-you-a-merry-christmas ringtone nog aan staan!

Vervolgens weer teruggegaan naar het 1e kantoortje en daar werd, voordat de slagboom open mocht, nog even vluchtig in de auto gekeken en gevraagd of we geen wapens bij ons hadden en of we écht wel toeristen zijn. Het douanekantoor (ongeveer 30 a 40 km verderop) zouden we nooit meer halen voor het donker, dus besloten we in een auberge in Moukoro te overnachten. Voor het winkeltje van de auberge was een overdekt terras, waar wat dorpsbewoners een biertje zaten te drinken. Aangezien het nog steeds flink regende, mochten we van de eigenaar op het terras koken. Dus hebben we onze kookspullen tevoorschijn getoverd en daar spaghetti gemaakt. Het leek wel een soort aflevering van “life & cooking”;koken mét publiek.

De volgende dag vroeg vertrokken om zoveel mogelijk kilometers te maken…dachten we. Maar de weg was één groot drama; overal grote modderplassen over de gehele breedte van de weg, meters lang en behoorlijk diep. Al snel hadden we door dat het echt heel belangrijk is om steeds de plas vooraf te doorlopen en de beste weg er doorheen of er omheen te bepalen, want Paul raakte vast in een hele diepe modderplas. Wij erbij gesprongen met schoenen en al om samen de motor eruit te trekken, dat was toch best zwaar!

Zo zijn we de rest van de dag bezig geweest met…stukje rijden…uitstappen…plas bekijken qua route erdoor voor de Nissan én voor de motor…instappen en weer gaan…dat schoot voor geen meter op natuurlijk. In het begin was het nog wel lollig, steeds met je broek opgerold en met toch al natte schoenen door de plassen banjeren, maar na 10 plassen word je het wel aardig zat hoor. Daarom dachten we op een gegeven moment, ach dat modderstuk hoeven we nu niet te proberen, geen zin in. Maar dat was niet handig…we kwamen muurvast te zitten. Zandplaten en schep van het dak gehaald en aan de slag gegaan, maar het wilde niet baten.


Paul is toen naar een dorpje gereden om hulp te halen, en na een kwartier stonden er ongeveer 10 sterke mannen bij ons om te helpen duwen. En dat werkte gelukkig! Als dank hebben we de “chef” van de groep wat geld en een voetbal gegeven, wat onder luid applaus werd aangenomen.

In de middag kwamen we al soppend in kletsnatte schoenen en kleren vol modderspatten het douanekantoortje in Nyanga in lopen. De mannen van de douane waren erg vriendelijk en vertelden ons dat Andy, een Engelse motorrijder, een paar weken geleden hierlangs is gekomen. We zien de laatste tijd bij grensovergangen steeds vaker namen van andere overlanders in de registratieboeken staan, die ons net voor waren, toch grappig dat de meesten allemaal dezelfde route nemen.

In Kibangou hebben we op het grasveld voor een hotel gekampeerd. Er was geen elektra én geen water, balen, want we hadden juist zo gehoopt op een lekkere douche na een dag in de stinkende prut te hebben gelopen. Het werd een bucketshower: voor ons alledrie werd 1 emmer putwater gehaald door de kindjes uit het dorp. Die avond hebben we in het dorp een soort restaurant opgezocht om wat te eten. Bij een stalletje hebben we eten (rijst met een groen prutje en wat vlees) besteld. En dit daarna op het terras van het naastgelegen café opgegeten, met op de achtergrond een gezellig Congolees muziekje wat Afrikaans hard, op de hoogste volumestand door de geluidsboxen werd geperst.

De ochtend daarna ontdekte Tom dat er een dieselleiding lek was. Voordat we verder konden, zijn hij en Paul onder de Nissan gekropen en hebben ze met een stuk tuinslang de boel gerepareerd, als tijdelijke oplossing. Vanuit Kibangou was het niet mogelijk om rechtstreeks naar Dolisie te rijden, aangezien de brug kapot was. De agenten in Kibangou vertelden ons dat we daarom moesten via Makamba of via Point Noire moesten rijden, dat is gigantisch om!

We hebben eerst de weg naar Makamba geprobeerd, maar dat was geen succes. Er lag een dun, maar zeer glibberig laagje modder op de weg, waardoor Paul meerdere keren viel. Dus teruggegaan naar Kibangou en daarna de weg naar Point Noire genomen. Deze was stukken beter. Onderweg richting de bossen kwamen we veel loggingtrucks tegen; vrachtwagens volgestapeld met reusachtige boomstammen. En tegen het einde van die middag stuitten we toch wel op een bijzonder spektakel; 2 loggingtrucks én een Caterpillarshovel die vastgelopen waren in de modder. We konden er onmogelijk langs, de hele weg was geblokkeerd. Er was net hulp aangekomen voor de vastgelopen trucks(2 enorme shovels). Dus wij de auto en motor aan de kant gezet en op de heuvels aan de rand van de weg geklommen. Best vermakelijk hoor, om te kijken naar hoe de 2 net gearriveerde shovels, de vastgelopen shovel en vrachtwagens probeerden los te trekken. Na anderhalf uur duwen, trekken en geschreeuw van alle rondlopende chauffeurs, kwam uiteindelijk 1 vrachtwagen los en konden we er door. Bij een soort truckershotel midden in het bos hebben we die nacht gekampeerd. ’s Avonds laat kwamen we daar ook dezelfde loggingtrucks weer tegen.

17 mei, de dag erop, kwamen we in de havenstad Point Noire aan. Daar even naar binnen gegaan bij een Nissangarage gerund door Europeanen, wow wat een verschil met andere Afrikaanse garages, wat netjes en wat een mooi gereedschap, ze hebben er zelfs een brug. Hier de remmen laten nakijken en schoonmaken en ook de creatief-met-tuinslang-gerepareerde-dieselleiding, niets aan het handje, gewoon laten zitten aldus de garagemannen. Deze garage heeft ook een filiaal in Brazzaville, de manager vertelde ons dat Route Nationale 1, de weg van Point Noire via Dolisie naar Brazzaville, zo vreselijk slecht is, dat zij daarom hun garagespullen er niet naartoe rijden maar met het vliegtuig versturen…ze wisten ons ook te vertellen dat dit afgelopen regenseizoen de ergste was sinds tijden! Ze raadden ons dus eigenlijk af om deze route te nemen…tja, geen andere optie, we hebben wel nog even bij de Ambassade van Angola gestaan, maar ook hier weer géén kans op double-entry visa voor Angola, zodat de route via Cabinda naar DRC en daarna Angola nog steeds niet mogelijk bleek. Een paar nachten een hotelkamer in Point Noire gehuurd om bij te komen, en ons voor te bereiden op de barre tocht naar Brazza.

Vol goede moed zijn we de 19e vroeg vertrokken met als doel: Dolisie. Maar toen we bij de eerste grote modderpoelen aankwamen en er een vrachtwagen vast stond die de weg blokkeerde, werden we toch wat chagrijnig…”niet wéér!!!” We hadden gehoord dat er een sluipweg moest bestaan die een slecht stuk Route Nationale 1 omzeilt dus wij omgekeerd en bewoners bij het afgelopen kruispunt gevraagd. Een paar uur hebben we dwars door een graslandschap gereden, en kwamen keer op keer bij een splitsing terecht waarvan we niet wisten welke kant te kiezen, tja, geen bordjes en geen bewoners te zien. Wetende dat de RN1 van west naar oost loopt en met behulp van de GPS én wat rekenen met de zuider- en oosterbreedtegraden, ontdekten we waar we ergens op de kaart moesten zijn, en uiteindelijk kwamen we weer op de RN1 terecht, mét zowaar een stukje asfalt!

Helaas was dat asfalt niet voor lang. Je kon hier goed zien wat heftige regen en slecht onderhoud aan wegen kan veroorzaken…het leek niet eens meer op een weg; zand, modder, met dan weer een restje asfalt rechts, dan weer een restje asfalt links, en gaten zo groot en zo diep, daar zou je voor geen goud met je auto in belanden.

Onderweg bij een splitsing, toen we de weg wilden vragen aan een stel jongens, zagen we dat ze allemaal pakketjes van groen gevlochten bladeren op hun hoofden droegen. We vroegen ons af wat daar in zat, omdat het zo’n vreemde vorm was. En toen ze de pakketjes op de grond voor ons zetten zagen we pas wat het waren…krokodillen!!! Die hadden de jongens gevangen voor de verkoop, daarna de bekjes dichtgeknoopt en ze in palmbladeren gevlochten om te vervoeren naar huis.

De krokodillenjongens hadden ons al gezegd dat de weg erg slecht zou worden verderop, en dat was ook zo…een modderpoel over de hele breedte van de weg, met gigantische hoge modderranden, en na even testen bleek het water tot aan je middel te komen. Op een heuvel naast de weg was een klein dorpje, waar de bewoners de weg over de heuvel hadden geblokkeerd met een groot hekwerk van boomstammetjes. We zouden daar wel langs mogen, als we maar 30000 CFA zouden betalen. Tja, wat doe je in zo’n geval…afdingen lukte niet…dus de achterklep van de Nissan opengedaan en daar een kopje koffie op gezet om even rustig na te denken wat te doen. De dorpsbewoners kwamen erbij staan en wilden ook koffie. We dachten dat en beetje pappen en nathouden misschien wel zou werken maar helaas, na de koffie dachten ze er nog steeds hetzelfde over. Een vriendelijke jager kwam voorbij lopen, met een dode antilope in zijn van bamboestengels gevlochten rugzak. De man vertelde ons dat we het wel zouden redden, als we maar rechts zouden aanhouden, maar daar zouden we zeker weten vast komen te zitten dachten wij. Dus besloten we het erop te gokken en toch door het midden te gaan. Nou, je raadt het al…zo vast als een huis, míddenin de modderpoel waar het water tot bovenbeenhoogte stond. Het water stroomde naar binnen en de autoradio begon te roken. Snel de elektradraden losgetrokken, en Laura door het raam uit de auto geklommen. Met op de achtergrond luid “geplop” van de uitlaat die bubbels blies in het water, kwamen de eerste bewoners al grinnikend en met opgehouden handen, als een stel aasgieren aanlopen “We willen wel helpen, maar dan moeten jullie betalen!” zeiden ze. De kwaadheid die je dan voelt opkomen is onbeschrijfelijk. Maar wat kun je doen..?! Zonder hun hulp zouden we er nooit uit komen. Kwaadheid opzij gezet en beloofd te betalen als ze ons eruit zouden helpen. Laura en Paul hebben toen in een noodtempo de zandplaten en de schep van het dak afgeschroefd en zijn met een paar dorpsbewoners aan de slag gegaan, terwijl op de rand van de heuvel de rest van het dorp vermakelijk stond te kijken naar onze “voorstelling”. Op hurken en tot aan onze kin in het modderwater de zandplaten voor de voorwielen geprobeerd te duwen (en dan moet je proberen niet aan krokodillen te denken!), en met schep en handen wat modder rond de body van de auto geprobeerd weg te halen. Gassen en duwen, zandplaten achter de achterwielen, nog een keer gassen en duwen, en nog een keer, niets hielp. We begonnen de hoop al aardig op te geven en ook het enthousiaste werk van de bewoners begon op z’n eind te lopen, die begonnen in hun eigen taal gezellig te kletsen en te lachen. Maar…het verhaal heeft een happy end hoor…Er kwam een pick-up aan op de weg achter ons… met daarin een militair die z’n slechte humeur wel even opzij wilde zetten en ons eruit wilde trekken, achteruit, dan zouden we daarna de dorpsbewoners wel proberen te bewerken. Sleepkabel tevoorschijn gehaald en nadat de dorpsbewoners de sleepkabel hadden vastgeknoopt kon het feest beginnen. We kwamen eruit, maar vraag niet hoe. Wat zag die auto eruit! De beschermplaat onderaan was helemaal verbogen en schraapte over de grond, de achterbumper helemaal vervormd van het achteruittrekken, de binnenkant van de auto zeiknat, de lampen vol met water en de koppeling werkte niet goed meer. We hadden even het idee om naar Point Noire terug te gaan om daar die goede garage op te zoeken, maar de gedachte aan die lange en slechte weg terug was ook geen fijne. Toch maar een volgende poging gedaan, om de bewoners het hek voor hun dorpje op de heuvel te laten openen. De chef van het dorp (zoals hij zich noemde) kwam eraan, en in zijn Hogeschool Van Utrecht t-shirt dacht hij dat hij heel wat voorstelde. Nadat we 10000 CFA hadden betaald voor het uit de modder helpen, en hem wisten wijs te maken dat we niet veel konden betalen omdat we de garage ook zouden moeten betalen, liet hij ons voor 10000 CFA door.

De rest van deze dag hebben we met een angstig gevoel gereden, “redt de auto het wel tot Dolisie?” Toen het begon te schemeren hebben we een mooi plekje gezocht om te bushcampen; een kleine zandvlakte midden in het bos, vlaknaast een riviertje waar de bewoners uit een in de buurt liggend dorpje water haalden. Het was een stromend riviertje, dus toen de bewoners weg waren, hebben wij onszelf en de stinkende modderkleren daarin gewassen, het water was heerlijk fris. Daarna eten gemaakt en tijdens een nieuw geleerd kaartspel van Paul genoten van de rondfladderende vleermuisjes en ronddansende vuurvliegjes, het leek wel disco in de lucht!

Na een nacht dromen over modderpoelen en piekeren over de slechte staat van de auto, werden we de volgende morgen moe wakker en na het openen van de daktent werden we al helemaal niet vrolijk…. Als ontbijtje werden we half opgegeten door een soort insecten, we weten de naam niet, maar ze zijn heel klein en veroorzaken honderden mini rode vlekjes, die eerst nog niet jeuken, maar na een uur of wat gigantisch! Met roodgevlekte gezichten, armen en benen zijn we op pad gegaan, hopend dat de rest van de dag beter zou verlopen…

Na een uur zaten we alweer vast in een modderstuk, waarbij de auto zo vreselijk op zijn kant hing, dat Laura er maar uitgekropen is, uit angst dat hij zou omvallen. En zo sta je dan om 08.00 uur alweer aan je eerste modderkarwei. We konden wel janken. Een paar mannen liepen toevallig net langs en sneden wat bamboebladeren en takken voor ons af om grip voor de wielen te creëren, en dat hielp. Tom moest een gigantische dot gas geven om de dikke modderlagen te komen, zodat hij toen hij los kwam, al stuiterend door de modder vloog. We hadden het weer gered.

Bij de eerstvolgende splitsing namen we een gokje: rechts…fout! Moddermassa, terug naar de splitsing en links proberen….fout! Wat daar te zien was toen we de heuvel over reden…de weg was gewoon weg!!! In de verte zagen we hoe de weg en brug in het dal helemaal waren weggespoeld. Metersdiep was het in de rivier gestort, met boomstammen en al, die als houvast in het wegdek waren verwerkt. Terug naar de splitsing en toch maar weer naar rechts gegaan. Eerst weer goed gekeken, erdoor gelopen en wat planken die er lagen gebruikt om een soort van pad te creëren. Maar helaas pindakaas..wéér vast! Er kwamen, alweer toevallig, een paar jongens aanlopen, en pakten zonder wat te vragen Tom z’n schep uit z’n hand en begonnen te graven rondom de auto. We waren er helemaal beduusd van, en na een paar keer duwen en graven kwamen we met hun hulp door de moddermassa heen. We hebben wat betaald aan de jongens en ze vroegen of we ze een lift konden geven naar het volgende dorpje, gewoon op z’n Afrikaans, achterop de auto hangend op de bumper. Nou dat was een goed idee, want dan konden ze ons mooi door de moddermassa’s dirigeren, aangezien zij daar experts in zijn. En ja hoor, bij ieder modderstuk werd er vanaf de achterbumper geroepen “a gauche”, “a droit” of “tout droit”, dat werkte ideaal!

Toen we in hun dorp aankwamen en hen hadden afgezet, hoorden we tijdens onze zoektocht naar koude frisdrankjes, dat er in datzelfde plaatsje een treinstation is en dat er misschien wel mogelijk zou zijn om de auto en motor op de trein te zetten voor niet al te veel geld…dat klonk interessant, vooral omdat we begonnen te beseffen dat we de hele dag nog geen auto’s zijn tegengekomen en dat de mensen in het dorp ons waarschuwen voor de rest van de weg, ook slecht! Wij op zoek gegaan naar het station. Het was daar 1 grote warboel van mensen en trossen bananen die gelost werden vanuit een verrotte trein die daar stond. Zodra wij stopten om informatie te vragen, dromde de mensenmassa zich nieuwsgierig om ons heen. Er bleek geen enkele mogelijkheid om de auto op de trein te zetten, dus moesten sowieso nog doorrijden tot aan Dolisie, waar wél auto’s op de trein mogen. Het hoofd van de gendarmerie van het dorpje sprak ons aan en adviseerde ons om een paar jongens uit het dorp in te huren, om mee te gaan achter op de bumper, zodat ze ons (tegen betaling natuurlijk) tot in Dolisie zouden kunnen helpen ivm de slechte weg. Goed idee, dus wij gevraagd dezelfde jongens als van de laatste moddermassa op te zoeken, maar die hadden geen zin meer, en er werden 3 andere jongens voor ons uitgezocht. Aangezien ze te veel geld vroegen besloten we 2 sterk uitziende jongens mee achterop te nemen, voor 15000 CFA in totaal tot aan Dolisie. 5000 CFA vooraf betalen zodat de jongens wat sigaretten konden kopen voor onderweg, en de rest, 10000 CFA in Dolisie. Deal!

En zo gingen we verder, met z’n vijven. Bij ieder lastig stuk sprongen de jongens van de auto, liepen het door om te wijzen welke kant we moesten aanhouden en legden ze planken in gaten en haalden takken en stronken uit de weg voor ons. Het werkte ideaal. Op een gegeven moment zagen we in onze achteruitkijkspiegels dat er een 3e jongen achterop de auto stond. Het bleek later, toen we erom vroegen, de broer van 1 van de jongens te zijn, die was vanuit een dorpje ervoor erbij gesprongen en wilde meeliften…ok..fijn dat je het even vraagt… We hadden ons al voorgenomen geen extra geld te gaan betalen, dan verdelen ze het totaalbedrag maar, wij hebben niet om een 3e persoon gevraagd…Maar toen de jongens even verderop Paul met z’n motor de modder uit hadden getrokken, gebeurde er iets heel anders…De jongens zeiden ons “Tot hier en niet verder”. Ze wilden hun geld hebben, want de rest van de weg was prima te doen zonder hen, zeiden ze. Jemig, wat maakten ze ons nou weer, we hadden duidelijk afgesproken 10000 CFA tot in Dolisie, maar nu wilden ze al meer geld hebben tot aan deze plek, midden in de bush! De jongens werden kwaad omdat wij het er niet mee eens waren en op de afspraak wezen, en het liep uit op een heftige discussie met veel geschreeuw. We waren zo teleurgesteld, maar besloten in te stappen en reden al wapperend met een briefje van 5000 CFA uit het raam langzaam verder, zo van “nu 5000 ontvangen en straks in Dolisie de andere 5000 nog” maar de jongens renden achter ons aan en bonkten op de auto om meteen te stoppen, en tot slot namen ze de 5000CFA aan, maar gingen ze niet mee verder...

Het laatste deel van de route was gelukkig iets beter, we hebben zelfs nog een paar taxi’s die vast zaten uit de modder getrokken, leuk om ook eens de sterkste te zijn! Tegen het einde van de middag, net nadat we in een laatste moddermassa de voorbumper krom hadden gereden, kwamen we het bos uit en bereikten we dan eindelijk Dolisie. En zo zaten we deze avond na een lekkere douche helemaal fris en fruitig, én alle drie krabbend ivm de insectenbeten van die ochtend, in een hotelrestaurant de dag door te spreken. Er schoof nog een Zuid-Afrikaan aan, die voor MTN, het mobiele telefoonnetwerk hier in Kongo, aan het werk is. We vertelden hem dat we erover dachten de trein naar Brazzaville te nemen, mét de auto, aangezien de auto nu écht half uit elkaar valt. Maar hij bood aan om de dag erna eerst even naar de auto te kijken, aangezien hij veel verstand van auto’s heeft, en de trein volgens hem behoorlijk duur moet zijn.

Wordt vervolgd…

De waypoints van het eerste stuk Congo vind je hier.